Richard Strauss – Intermezzo (Concert Recensie)

Concertgebouw, Amsterdam (Zaterdagmatinee) – 25 maart 2017

richard-strauss_1914richard-strauss-institut_garmisch-partenkirchenVolgens sommigen leven wij niet zo zeer in een tijdperk van verandering, maar in een verandering van tijdperken. Wellicht, we zullen het gaan merken. Het zou in ieder geval niet de eerste keer zijn. Voor de jaren ’20 van de vorige eeuw gold het in ieder geval. De eerste wereldoorlog had het oude Europa op haar grondvesten doen schudden en kunstenaars in het interbellum vonden dat dit ook om een andere muzikale taal vroeg. Dat gold ook voor Richard Strauss die na ‘Die Frau ohne Schatten’, de opera die in 1919 in première ging, vond dat dit zijn laatste Romantische opera moest zijn. Na de gruwelen van de oorlog was er naar zijn mening geen plek meer voor romantiek.

Voor ‘intermezzo’, de opera die in 1924 in première ging koos Strauss dan ook een andere weg. Niet zozeer muzikaal, want daarin toont Strauss zich niet echt een vernieuwer, maar wel door de keuze van zijn onderwerp. Hier geen Wagneriaanse helden, zoals we die bij de vroegere opera’s van Strauss wel tegenkomen, maar aandacht voor het alledaagse. Sterker nog, voor ‘Intermezzo’ koos Strauss een gebeurtenis uit zijn eigen leven! Ongehoord. En dat niet alleen, hij koos voor een vervelend moment uit 1902 in zijn eigen huwelijksleven waarbij hij zichzelf maar vooral zijn vrouw Pauline op niet al te rooskleurig wijze in de schijnwerpers zet. Op een ontwapenend eerlijke manier houdt hij zo de toeschouwer ook een spiegel voor en levert hij menig moment van herkenning.

Die gebeurtenis waar Strauss zijn opera op baseerde betrof een grotesk misverstand. Tijdens een reis naar Engeland onderschepte zijn vrouw een brief van ene Mieze Mücke die Strauss om operakaartjes verzocht en hem tevens voor een nieuwe amoureuze ontmoeting uitnodigde. Pauline, met haar bijzondere karakter stuurde Strauss direct een telegram met de mededeling dat ze wilden scheiden. Die brief was echter helemaal niet bedoeld voor Strauss maar voor Josef Stránský, een collega die de bijnaam ‘Straussky’ droeg. Mücke had zijn adres echter niet en kwam via het telefoonboek uit bij Strauss. Het misverstand was geboren. In ‘Intermezzo’ verweeft Strauss dit verhaal met een andere episode die zijn vrouw overkwam. Een arme aristocraat trachtte eens op de gevoelens van zijn vrouw in te spelen om zo geld van haar af te troggelen.

strauss21_pauline_008Pauline Strauss, oftewel Christine in de opera, wordt door Strauss niet onverdeeld positief neergezet. Bij monde van Robert Storch laat hij weliswaar regelmatig weten bijzonder veel van haar te houden, maar dat kan niet verhullen dat mevrouw Strauss toch wel een eigenzinnig persoon geweest moet zijn. Het panorama geheel overziend lijkt de diagnose van een Borderline persoonlijkheidsstoornis nog niet zo’n gekke conclusie. Zo lijdt zij duidelijk aan hevige stemmingswisselingen, kan zij niet anders dan sterk zwart – wit denken, kan ze totaal niet met kritiek omgaan en heeft de ander het altijd gedaan, allemaal symptomen die tegenwoordig bij psychiaters bellen doen rinkelen. Dat ze na de première woest was, mag dan ook geen verbazing wekken. Tegelijkertijd kun je je natuurlijk wel afvragen waarom Strauss zo de behoefte voelde om de zwakheden van zijn vrouw op deze manier naar buiten te brengen. Te meer, omdat hij van Storch een wel heel redelijk en coöperatief personage maakt. Hem treft totaal geen blaam – hij kan er immers niets aan doen dat mevrouw Mücke de brief verkeerd adresseerde, onder alle omstandigheden rustig blijft en uiteindelijk, helemaal aan het eind zijn vrouw ook nog eens vergeeft.

image
Richard, Pauline en de kleine Franz

Maar goed, Strauss leverde met ‘Intermezzo’ intussen wel degelijk een bijzonder opera af. Dat het stuk zo weinig wordt uitgevoerd is dan ook allesbehalve terecht. Want vernieuwend is Strauss in dit stuk zeker. Niet alleen vanwege het originele verhaal, een verhaal zo dicht bij de alledaagsheid was niet eerder vertoond, maar ook vanwege de manier waarop het gebracht wordt. Zo kiest Strauss, om het kleine te benadrukken, allereerst voor een vrij klein orkest. Verder heeft de opera opvallend veel onderdelen die meer aan een komedie dan aan een opera doen denken. Er zitten stukken gesproken tekst in – voor het doen van mededelingen en het voorlezen van brieven en telegrammen, er rinkelen telefoons, maar er zitten evengoed lyrische passages in voor de momenten met grote emotionele lading. Maar aria’s ontbreken en pakkende melodieën eveneens.
Verder bestaan de twee akte’s uit respectievelijk acht en zes scènes die door regelmatig vrij uitgebreide muzikale scènes van elkaar worden gescheiden. De muziek gebruikt Strauss hier overduidelijk als middel om de sfeer neer te zetten, soms als verlenging van hetgeen we net hebben beleefd, maar regelmatig ook als brug naar wat nog moet gaan komen. Die muziek is de grote drijvende kracht van deze opera, vooral in de tweede akte waarin het verhaal tot een ontknoping komt. Strauss verstaat als geen ander de kunst om de emotionele turbulentie in klank te vangen. Het zindert van spanning en opwinding. Een mooi voorbeeld is de vijfde scène in de eerste akte als Christine en de jonge baron Lummer elkaar iets beter beginnen te leren kennen. Onbeholpen dralen ze om elkaar heen, beiden verlegen met de situatie. De losse zinnen, de stiltes, de dralende orkestklanken, Strauss verklankt het grandioos. Je voelt de onbeholpenheid. Of neem scène zeven uit diezelfde akte waarin Christine die brief van Mieze Maier krijgt en scène één uit de tweede akte, waarin Robert het telegram van Christine ontvangt. Hier dondert en bliksemt het. Het orkest mag dan klein zijn, de percussie is goed vertegenwoordigd en Strauss maakt hier uitstekend gebruik van de aanwezige pauken en bekkens.

De uitvoering is in handen van het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van de sterdirigent David Zinman. Velen van zijn meer dan 100 opnamen werden met prijzen bekroond en hij dirigeerde zo ongeveer bij alle grote orkesten. Ook ‘Intermezzo’ is bij hem in uitstekende handen. Van de eerste tot de laatste noot stuwt hij het orkest naar grote hoogten. Hulde ook voor Carola Glaser die de rol van Christine zingt, met name omdat zij Christiane Kohl op het laatste moment vervangt die verstek moest laten gaan wegens ziekte. Ze geeft op fenomenale wijze gestalte aan deze vrouw die zichzelf danig in de weg zit. Het ene moment kinderlijk verwend, het andere moment fel, op het onredelijke af. Ze brengt het allemaal met veel finesse en kleur. Een prestatie van formaat.