Mieczyslaw Weinberg – Kamer symfonieën / Pianokwintet (CD Recensie)

weinberg2De Pool Mieczyslav Weinberg is nu niet bepaald een bekend componist geworden, zijn roerige leven is hier mede debet aan, maar de laatste tijd staat hij wel meer in de belangstelling. Eerder besteedden we hier aandacht aan een album met zijn solo sonates voor viool, schitterend uitgevoerd door Linus Roth. Inmiddels ligt er ook een dubbel CD, verschenen bij ECM met daarop zijn vier kamer symfonieën en een bewerking van zijn pianokwintet.

Eén van de voorvechters van het oeuvre van Weinberg is Gidon Kremer met zijn Kremerata Baltica, die op dit album ook tekent voor de uitvoeringen. In het CD boekje roemt hij het intense en overtuigende oeuvre en de inspiratie die hij eruit haalt. Niet zo verwonderlijk als je de tegenslag die Weinberg tijdens zijn leven ondervond en waar we in de vorige recensie reeds uitvoerig bij stil stonden in aanmerking neemt.

De vier kamer symfonieën, gecomponeerd tussen 1986 en 1992 zijn bijzondere werken, niet in de laatste plaats vanwege hun ontstaansgeschiedenis. De eerste drie zijn namelijk bewerkte strijkkwartetten uit de jaren ’40 en ook voor de vierde symfonie gebruikte Weinberg eerder gecomponeerd materiaal. Voor de reden waarom hij die vier symfonieën ‘kamer symfonieën’ noemde, gaf hij overigens tijdens een interview in 1988 een wel heel obligate reden. Hij had reeds 20 symfonieën geschreven en wilde niet verder met hoge nummers!

weinberg_06_zuschnittDie ‘eerste kamer symfonie voor strijkorkest, opus 145’ is een bewerking van zijn tweede strijkkwartet en de veranderingen ten opzichte van dit strijkkwartet zijn naar verluid minimaal. Het stuk begint met een lyrisch en pakkend ‘Allegro’ waardoor Weinberg direct de aandacht weet te trekken. In het ‘Andante’ en ‘Allegretto’ trekt hij de spanningsboog door, met lange, vloeiende lijnen, om in het ‘Presto’ het geheel naar een krachtige climax te brengen. De ’tweede kamer symfonie, voor strijkorkest en pauken, opus 147′ is voor het grootste deel gebaseerd op zijn derde strijkkwartet. Direct aan het begin wordt duidelijk dat dit een dynamischer stuk is dan die eerste kamer symfonie. Daar dragen de pauken zeker aan bij, maar ook in de strijkersbewegingen zit beduidend meer drama. Bijzonder is ook de solopartij in het laatste deel, het ‘Andante sostenuto’. Kremer speelt het met grote intensiteit en veel gevoel. En dan is daar de afsluitende slag op de pauken. De ‘derde kamer symfonie voor strijkers,opus 151’ is gebaseerd op het vijfde strijkkwartet dat Weinberg schreef in de zomer van 1945. Weinberg voegde er alleen een vierde deel, het ‘Andantino’ aan toe. Het zeer rustige, ingetogen ‘Lento’ zet in deze symfonie in eerste instantie de toon. Het verschil met het ‘Allegro Molto’ is dan ook groot. Het opjagende vioolspel in dit deel doet denken aan Sjostakovitsj, Weinberg’s steun en toeverlaat in die jaren. In het ‘Adagio’ en het eerder genoemde ‘Andantino’ keert Weinberg echter weer terug naar de rustige sferen van het eerste deel. De ‘vierde kamer symfonie voor klarinet, triangel en strijkorkest, opus 153’ is de laatste voltooide compositie van Weinberg. Hij schreef het stuk in april / mei 1992 voor zijn vriend, de componist Boris Chaykovsky. Ook deze kamer symfonie is, net als de derde, een contrastrijke. Het eerste deel, het ‘Lento’ klinkt verstild, met een prachtige verwevenheid van de strijkers en de klarinet, terwijl het ‘Allegro Molto’ krachtig en ritmisch klinkt, als in een volksdans. De toevoeging van de klarinet in dit stuk is overigens een bijzondere, het geeft deze symfonie deels het karakter van een klarinetconcert. Bijzonder in dit verband is het vierde en laatst deel, het ‘Andantino – Adagissimo’ waarin de klarinet op zeer ingetogen wijze de dialoog aangaat met de strijkers.

Het pianokwintet stamt uit 1944 en wordt hier door Kremer gepresenteerd in een bewerking voor piano, strijkorkest en percussie. De toegevoegde waarde is gering, behalve dan voor het Kremerata Baltica zelf. Wat overigens geenszins wil zeggen dat dit geen mooi stuk zou zijn. Dat is het wel, met name dankzij het feit dat dit pianokwintet veel overeenkomsten vertoont met het pianokwintet van Sjostakovitsj dat uit dezelfde tijd stamt.

Verder alle lof voor dit album dat de muziek van Mieczyslav Weinberg weer op de kaart zet. Een terecht eerherstel voor een onterecht vergeten componist uit de vorig eeuw.