Arditti Quartet – Alban Berg / Anton Webern / Brian Ferneyhough / Harrison Birtwistle (Concert Recensie)

Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam – 29 september 2018

Foto: Astrid Karger

Een bijzondere gebeurtenis, Het fameuze Arditti Quartet brengt vanavond in het Muziekgebouw aan ’t IJ de Nederlandse première van het speciaal voor hun geschreven strijkkwartet ‘The Silk House Sequences’ van de Britse componist Harrison Birtwistle. Het strijkkwartet is verder onderdeel van een gevarieerd programma met stukken van landgenoot Brian Ferneyhough en opvallend, werk van Alban Berg en Anton Webern.

En toch als je het strijkkwartet, opus 3 van Alban Berg hoort en de Fünf Sätze, opus 5 van Anton Webern, uit 1910, respectievelijk 1909, naast die stukken van Ferneyhough en Birtwistle besef je pas hoe modern en vooruitstrevend deze muziek aan het begin van de vorige eeuw geweest moet zijn. Want ook al zit er een eeuw tussen, deze combinatie van werken doet volkomen natuurlijk aan. Dat komt natuurlijk mede omdat vrijwel alle hedendaagse componisten, dus ook Ferneyhough en Birtwistle beïnvloed zijn door wat we doorgaans aanduiden als de Tweede Weense School en waar naast Berg en Webern natuurlijk hun leermeester Arnold Schönberg deel vanuit maakte.

Berg beëindigde zijn leertijd bij Schönberg met zijn strijkkwartet, een stuk dat de goedkeuring van de meester meekreeg. Het publiek was minder enthousiast, iets wat niet mag verbazen. Het is een sterk emotioneel geladen stuk dit strijkkwartet, persoonlijke omstandigheden spelen hier wellicht een rol, Berg zat niet in de meest florissante fase van zijn leven. Het tweede deel klinkt onstuimig met sterke dramatiek. Webern klinkt met zijn ‘Fünf Sätze’ nog een slag experimenteler. Het strijkkwartet van Berg heeft ondanks zijn atonaliteit nog wel een lijn, bij Webern ontbreekt die nagenoeg. De vijf delen vormen bij hem veeleer een soort van collage, bestaande uit korte melodische fragmenten, doorsneden met experimentele klanken, deels door het gebruik van, voor die tijd, nieuwe manieren om klanken uit de instrumenten te krijgen. Die ‘Fünf Sätze’ klonken toen revolutionair, de première leverde vooral onbegrip op, en doen dat nog steeds. Beide stukken horen we natuurlijk niet voor het eerst, maar het is de kracht van dit strijkkwartet dat het allemaal klinkt alsof dat niet zo is. Zelden hoor je dit zo scherp, met zo veel oog voor detail en met zo veel gevoel voor de onderhuidse dramatiek.

Een deel van de partituur van het derde strijkkwartet van Ferneyhough

Het derde strijkkwartet van Brian Ferneyhough lijkt wel een soort van voortzetting van het werk van Webern, maar dan na een paar stappen verder. Het gaat bij Webern al niet meer echt om melodie en harmonie, Ferneyhough trekt deze lijn verder door. Bij hem gaat het louter nog om klank, om textuur. We krijgen dan ook aan het begin van het eerste deel lichte, verglijdende klanken, doorsneden met brute uithalen. Het is kenmerkend voor het verdere verloop waarin hij bijzonder fijnzinnige, genuanceerde klankwolken afwisselt met heftige uitbarstingen vol dissonanten. Het tweede deel is nog tumultueuzer. De violen klinken schel en angstaanjagend, de altviool en de cello dramatisch zwaar. Eindigen doen we met een serie losse bewegingen van de altviool. Een indrukwekkend stuk waarmee Ferneyhough met louter klank weet te imponeren en te emotioneren. En dit moet een ongelofelijk moeilijk stuk zijn, zoveel is wel zeker, met name door de zeer minutieuze wijze van annotatie die de componist hanteert. als luisteraars hebben we hier echter geen weet van, deze uitvoering klikt zo helder als glas.

In ‘The Silk House Sequences’, het derde strijkkwartet van Harrison Birtwistle zit meer lijn, wat dat betreft lijkt hij meer op Berg dan op Webern. Een constante in dit stuk, en dat is redelijk exemplarisch voor deze componist, is het ritme, maar dan wel op een geheel eigen, vaak redelijk onopvallend manier. Zo horen we op een aantal momenten de cellist pizzicato spelen, een soort van geraamte optrekkend waar de overige musici hun bouwwerk omheen zetten. Een bouwwerk dat bestaat uit lyrische, bijna poëtische klanken, maar evengoed verontrustende klankuitbarstingen in zich bergt. Een zeer boeiend, verhalend stuk dat net als de drie overige stukken een glansrijke vertolking krijgt. Het Arditti Quartet laat hier weer eens horen waar het zijn faam aan ontleent.