Transit Festival – Deel 1(Concert Recensie)

STUK, Leuven – 28-30 oktober 2016

14440925_1245766075446660_2112457932786072084_n
Foto: Mark Rietveld

Het Transit Festival in Leuven, dat bestaat sinds 2000, richt zich exclusief op de allernieuwste muziek, in principe die van deze eeuw. Het is daarom ook een prima festival om je als luisteraar te verdiepen in de muziek van nu en de ontwikkelingen daarin. Zeker omdat het programma voor een belangrijk deel bestaat uit premières in bijzijn van de componist en er tussen de gesprekken tijd is om hen eens aan de tand te voelen over het tot stand komen van de composities. Naast veel nieuw werk van soms nog relatief jonge componisten stonden dit jaar ook twee iconen centraal. De Engelse componist Michael Finnissy vanwege zijn 70ste verjaardag en Luc Brewaeys vanwege zijn overlijden eind vorig jaar. 

unnamedVan Michael Finnissy, naast componist ook actief als pianist en professor compositie aan de University of Southampton, staat tijdens dit festival natuurlijk vooral zijn werk als componist centraal al wordt in het interview op zondag ook zeker aandacht besteed aan zijn uitvoeringspraktijk, zoals hij zelf zegt eigenlijk uit nood geboren: met componeren verdien je simpelweg te weinig. Als er één ding opvalt in de muziek van Finnissy, die vaak als zeer complex wordt beschouwd, dan is het wel dat het een duidelijke link heeft met het verleden. Finnissy zelf reageert bijzonder laconiek op vragen rondom dit fenomeen. Hij zou niet weten hoe het anders moet, de geschiedenis is immers overal. ‘Beethoven’s Robin Adair’ dat op zaterdag door pianist Ian Pace op voorbeeldige wijze wordt uitgevoerd zit dan ook vol passages waarin het werk van de grootmeester van weleer doorklinkt. Niet dat Finnissy bijzonder veel heeft met Beethoven. Naar eigen zeggen wandelt hij door Beethoven zoals hij dezer dagen door Leuven wandelt. Net zomin als je daar kunt lopen zonder continu op de geschiedenis te stuiten, kun je je niet met muziek bezig houden zonder continu met het verleden te worden geconfronteerd. Finnissy ziet zichzelf dan ook duidelijk niet als modernist die met alle geweld ‘nieuwe’ muziek wil creëren. Het blijkt ook uit het programma op zondagmiddag waarin sopraan Juliet Fraser en pianist Mark Knoop een programma met louter muziek van Finnissy brengen. We horen ‘Song I for solo soprano’ op een tekstfragment van de Italiaanse zestiende eeuwse dichter Torquato Tasso. Een fragment dat Finnissy niet uitzocht vanwege de betekenis van de tekst maar vanwege de klank van de uitgesproken woorden. En inderdaad, Finnissy laat Fraser hier middels wonderlijke stembuigingen de meest buitenissige klanken voortbrengen. In ‘Andersen Liederkreis’ dat hier zijn wereldpremière krijgt, speelt de betekenis van de tekst wel een grote rol. De liederencyclus op gedichten van de Deense schrijver Hans Christian Andersen is te zien als een hommage aan deze onderschatte schrijver, die we nu alleen nog maar kennen vanwege zijn sprookjes, maar in zijn tijd ook werd gezien als een belangrijk romancier en dichter. De teksten zijn deels in het Deens, het Duits – een oude vertaling van Adelbert von Chamisso voor Robert Schumann die een aantal liederen eveneens op muziek zette en het Engels en dat regelmatig binnen één lied. Het levert een wonderlijke mix. Overigens ook tussen de liederen onderling die geheel verschillend van karakter zijn. ‘Soldaten’ handelt onder andere over een executie, met de woorden: “My heart is pounding. I loved only him, in all the world, this man who they have condemned to death. And I am ordered to be a part of the fire squad.” Fraser zingt het met overtuiging en de donkere wolken pakken zich samen boven de piano. Het wordt gevolgd door ‘Keiserens nye Klaeder’ dat natuurlijk gaat over het sprookje van de nieuwe kleren van de keizer, dat geheel in het Engels wordt gezongen en dat met bijbehorende extase wordt gebracht. Tot het abrupt eindigt met de woorden van het kind: “He has nothing on. Our emperor is naked.”

ft411-news_brewaeys_web_1De op 18 december 2015 overleden Belgische componist Luc Brewaeys heeft de zeventig helaas niet mogen halen. Zesenvijftig werd hij. Zijn overlijden betekent een groot verlies voor de hedendaagse muziek en niet alleen die van België al wordt zijn verscheiden daar wellicht wel het meest gevoeld. Het is in ieder geval niet meer dan terecht dat op dit festival stil wordt gestaan bij zijn werk als componist. Dat kan natuurlijk maar in beperkte mate. Zijn overlijden is nog maar relatief kort geleden en een festival als dit vergt natuurlijk jaren voorbereiding, maar toch, het is goed dat het gebeurt. Wat Ian Pace, in zijn overvolle programma van Brewaeys zelf speelt is qua kwantiteit wellicht te veronachtzamen, maar doet er qua intensiteit wel degelijk toe en raakt Pace duidelijk. Dat kan ook niet echt anders als je ‘Nobody’s perfect’ speelt, een stuk dat Brewaeys schreef ter gelegenheid van Michael Finnissy’s vijftigste verjaardag en dat als ondertitel meekreeg ‘Michael Finnissy Fifty’. Bijzonder is ook de uitvoering van het fragment van ‘The Dale of tranquility’ dat na Brewaeys’ dood werd gevonden . Wat we hebben is boeiend en het is prachtig om te horen hoe zorgvuldig en gedegen Brewaeys deze compositie opbouwde. Maar dan ineens stokt het, midden in een frase. Pace speelt het stukje van drie minuten twee keer, waarvan de tweede keer als toegift en beide keren zie je aan zijn mimiek dat hij dolgraag verder had willen spelen. Oh tragiek, het kan niet.

Verder horen we op dit festival twee hommages aan Brewaeys. Pace brengt allereerst ‘for Luc Brewaeys’ van de Engelse componiste Lauren Redhead. Ze was naar eigen zeggen aangenaam verrast door zijn openheid en enthousiasme toen ze hem voor het eerst ontmoette in 2010 en raakte in de jaren daarna vooral geboeid door zijn snelheid en intensiteit. In haar stuk kiest Redhead voor het werken met contrasten. Ze zegt zelf over het stuk: “Het werk is opgebouwd uit twee soorten materiaal: secties die nauwgezet zijn afgemeten; relatief spaarzaam en langzaam en secties zonder stabiele tijdsaanduiding; snel en vloeiend.” Bijzonder is het fragment waarin ze een cadans opbouwt door wisselend het midden en de beide uiteinden van het klavier te bespelen. Een tweede hommage wordt gebracht door Annelies van Parys met ‘Come fiume incessante’, een strijkkwartet dat hier wordt uitgevoerd door Quatuor Diotima. Van Parys kent Brewaeys goed van de tijd dat zij les bij hem had en later natuurlijk als collega. In haar stuk verwijst ze op subtiele wijze naar het werk van Brewaeys en dan vooral naar diens strijkkwartet ‘Bowmore’. Het is een vrij abstract stuk geworden waarin Van Parys zich de voor haar nieuwe bezetting weet eigen te maken. Dat deze componiste de laatste jaren vooral actief is geweest op het terrein van muziektheater is hoorbaar in de sfeer van het stuk. De koortsachtige dynamiek in het tweede deel en de betovering in het derde deel dat zo mooi eindigt met die pizzicato gespeelde noten.