Francis Poulenc – Dialogues des Carmélites (Concert Recensie)

Muntpaleis, Brussel – 17 december 2017

Patricia Petibon als Blanche

Superlatieven schieten tekort voor deze versie van het uit 1957 stammende meesterwerk van Francis Poulenc, ‘Dialogues de Carmélites’ Regisseur Olivier Py en zijn complete cast weten, hier in de Brusselse Munt, te overtuigen met authentiek drama en doen recht aan Poulenc’s uitgangspunten bij deze complexe opera. Een voorstelling die tot nadenken stemt over de kernthema’s van het mens zijn. Een betere keuze hadden zij niet kunnen maken.

In 1841 schreef de Amerikaanse schrijver Ralph Waldo Emerson een essay met de titel ‘Self-reliance’. In dit essay staat de volgende prachtige zin (in de vertaling van Coen van der Ham, Nexus magazine nr. 76): “Er wordt waarlijk iets goddelijks gevraagd van degene die de gebruikelijke beweegredenen van de mensheid heeft afgeworpen en het heeft aangedurfd zichzelf zijn taak op te leggen. Zijn hart moet verheven zijn, zijn wil getrouw, zijn inzicht helder, om in alle ernst voor zichzelf een leer, een wereld en een wet te kunnen voorschrijven, zodat een eenvoudig voornemen voor hem net zo krachtig zal zijn als dwingende noodzaak dat is voor anderen!” Of Poulenc dit essay kende weet ik niet, maar  het had het motto kunnen zijn van zijn opera ‘Dialogues de Carmélites’. Een opera die gaat over waar Emerson in zijn essay bij stil staat. De authentieke wil, het verlangen naar échte vrijheid, de vrijheid van de geest.

Poulenc baseerde zijn opera op het gelijknamige toneelstuk van Georges Bernanos die het weer baseerde op een waargebeurde geschiedenis tijdens de periode van de Franse revolutie: de vervolging en uiteindelijk terechtstelling van de Karmelietessen van Compiègne op 17 juli 1794. Maar eigenlijk is het verhaal bijzaak. De opera gaat over de vraag wat vrijheid is, hoe je omgaat met het begrip vrijheid en hoe je om moet gaan met de consequenties van gemaakte keuzes en onlosmakelijk, de angst die daarbij hoort. Kortom over het leven zelf. Poulenc maakte tijdens het schrijven van deze opera een diepe crisis door. Hij had gezondheidsproblemen en verloor tijdens diezelfde periode ook nog eens zijn grote liefde Lucien Roubert. Het werken aan ‘Dialogues de Carmélites’ leidde hem enerzijds af, maar de geschiedenis van de hoofdpersoon, Blanche raakte anderzijds zo met zijn eigen leven verweven dat hij naderhand uitriep: “Blanche, dat was ik!”

Poulenc maakte het zich met die tekst van Bernanos allesbehalve gemakkelijk. Het is een lange prozatekst die in eerste instantie niet echt geschikt lijkt voor een opera. En verder, wat moet je met een verhaal dat op geen enkele wijze voldoet aan de wetten van de opera? Geen echte intriges, geen amoureuze verwikkelingen, een vrij statische omgeving en bijna alleen maar vrouwenrollen. Poulenc aarzelde dan ook in eerste instantie maar de tekst, die hij reeds goed kende toen hij aan de opera begon, trok hem uiteindelijk over de streep. Fenomenaal is hoe hij vervolgens die uitgebreide tekst omzette naar zang en hoe hij het complete scala aanspreekt van spreekstem tot fragmenten die tegen aria’s aanleunen en dat in een wonderbaarlijke afwisseling. Dat Claude Debussy’s ‘Pelléas et Mélisande’ hem daarbij tot inspiratie diende is zonneklaar. Muzikaal trekt Poulenc hier veel minder de aandacht. De muziek is duidelijk dienend aan het verhaal dat hij wil vertellen en versterkt de sfeer van de diverse scènes.

Deze productie, die in 2013 in het Théâtre des Champs-Élysées in Parijs in première ging, is er één om stil van te worden. Prachtige, zeer aansprekende decors, het rendement van de grootscheepse verbouwing van De Munt wordt mooi zichtbaar. Een krachtige, maar ook ontroerende symboliek – ik kom er zo nog op terug, een fantastisch spelend Symfonieorkest van de Munt onder leiding van Alain Altinoglu en een geweldige cast aan vooral zangeressen met Patricia Petibon als Blanche, het is te veel om op te noemen. Het drama ontvouwt zich langzaam maar zeker en de slotscène is van een gruwelijke schoonheid. Je voelt de huiver door de zaal gaan. Daar staan de nonnen in hun witte gewaden, op een schaars verlicht podium met een sterrenhemel op de achtergrond. Altinoglu drijft het orkest op, de nonnen zingen het ‘Salve Regina’ en dan klinkt de eerste slag, de valbijl van de guillotine. Een non maakt een beweging alsof ze neergeschoten wordt en verdwijnt subtiel naar achteren. Een volgende slag, en nog één, en nog één. Tot helemaal aan het eind een laatste slag, Blanche!

Blanche is aan het begin van de opera een onzekere tiener die niet opgewassen is tegen wat het leven van haar vraagt. Ze vlucht letterlijk het klooster in, tot ongenoegen van haar vader en broer. Het is aan de vooravond van de revolutie. In het klooster vindt Blanche haar kracht en ontdekt ze haar roeping en haar weg. Het leven in afzondering en gebed geeft haar rust en een doel en als enige tijd later, het gevaar is toegenomen, haar broer haar voor zijn vlucht opzoekt en haar probeert mee te krijgen, blijkt hoe sterk ze is geworden. Zij maakt haar keuze: ze blijft in het klooster, daar voelt ze zich veilig. Als het klooster wordt opgeheven, de zusters moeten onderduiken, drijft een misverstand haar en haar medezusters uit elkaar. Het is de terechtstelling die ze uiteindelijk weer bij elkaar brengt, doordat Blanche er bewust voor kiest om haar gelofte om te sterven als martelares gestand te doen en zich bij haar geloofsgenoten voegt, een wisse dood tegemoet.

We praten hier niet louter over een indrukwekkend verhaal, maar ook over die diepe waarheid waar Emerson op doelde. Het verlangen naar vrijheid gaat gelijk op met het maken van keuzes, het jezelf uitspreken en laten horen en dus ook met de existentiële angst alleen te staan. Of zoals Jean-Paul Sartre het ooit uitdrukte: “In de angst wordt de mens zich bewust van zijn vrijheid.” Want vrij ben je pas als je zelf invulling kunt geven aan wat voor jou belangrijk is. Een zin die een officier uitspreekt als de zusters gedwongen zijn tot aftreden, maakt dit prachtig duidelijk: “Over tien minuten kont u één voor één naar het bureau voor het certificaat dat u de mogelijkheid zal bieden opnieuw te genieten van de weldaden der vrijheid, onder toezicht van de Wetten.” De vrijheid van de Karmelietessen is echter van geheel andere aard. De priorin verwoordt het aldus in de gevangenis, bijna aan het eind van de opera: “Niemand kan ons beroven van een vrijheid waarvan we al lang afstand hebben gedaan.” Ze had ook kunnen zeggen ingeruild. Ingeruild voor de vrijheid van de geest, die niet is af te nemen.

Bekijk hier de complete uitvoering van ‘Dialogue des Carmélites’: