Ludwig van Beethoven – Symfonie nr. 2 en 4 / Mauricio Sotelo – L’Angelo Necessario per clarinetto e orchestra (Concert Recensie)

Bozar, Brussel – 6 januari 2019

Alain Altinoglu

Oké, waar waren we gebleven. De symfonieën 1, 3 en 9 van Ludwig van Beethoven zitten erop. Magistrale, gloedvolle uitvoeringen door het Symfonieorkest van de Munt, met Alain Altinoglu op de bok. En ja, het wordt saai, want ook nu weer, met de tweede en de vierde symfonie, hier in het Brusselse Bozar, kunnen we niet anders dan meer dan positief zijn. De chemie tussen Altinoglu en het orkest is weer optimaal en ook deze symfonieën klinken alsof de inkt van de partituur nog maar net droog is. Maar laten we het zeker ook hebben over ‘L’Angelo Necessario per clarinetto e orchestra’ van Mauricio Sotelo dat hier zijn wereldpremière beleeft.

Want iedere set van twee symfonieën gaat gepaard met de wereldpremière van een stuk geschreven in opdracht van het Symfonieorkest van de Munt. Vorige keer was dat ‘Tombeau de Napoléon’ van Richard Dubugnon, die zich liet inspireren door Beethovens derde, vanavond is dat dus Sotelo die de vierde als uitgangspunt nam. Zoals de titel aangeeft is dat ‘L’Angelo Necessario’  een klarinetconcert. Wat er niet bij staat is dat een hondsmoeilijk klarinetconcert is. Je hoeft geen klarinet te spelen om dat te horen. Het is overigens de verdienste van Antonio Capolupo, die de rol van solist vanavond op zich neemt, dat wij dat nergens aan horen. Fenomenaal spel waar de mond regelmatig bij openvalt wordt ons deel. En wat een krachtig en energiek stuk schreef Sotelo, geïnspireerd door Beethoven. Net als diens vierde begint het stuk overigens rustig, met lange lyrische lijnen van de klarinet tegen een sfeervol strijkerslandschap. Dan trakteert de componist ons echter op een aantal heftige, duistere passages waarin vooral de grote hoeveelheid slagwerk aan bod komt. Die afwisseling blijkt een constante in het stuk. Waarbij Sotelo ons ook nog regelmatig meeneemt naar de muzikale cultuur van zijn geboorteland, middels ritmische passages die hij overduidelijk ontleent aan de flamencocultuur. Opvallend daarbij is hoe Sotelo de klanken van het orkest en die van de klarinet met elkaar verweeft tot een logisch en coherent geheel. Verder krijgt Capolupo een aantal keren de kans om te schitteren in gloedvolle, betoverende solo’s waarin we bijvoorbeeld multifone klanken horen, vier of vijf tonen tegelijk spelen via bepaalde vingerzettingen.

Mauricio Sotelo

Beethoven schreef zijn tweede symfonie, opus 36 in 1800-1801, vrij kort na de eerste. De invloed van Joseph Haydn is ook hier nog goed merkbaar wat niet wegneemt dat Beethoven hier duidelijk een stap zet in zijn muzikale ontwikkeling. Wat vooral opvalt is dat dit een zeer krachtig werk is, waarmee de componist duidelijk een statement wil maken. Bijvoorbeeld in het ‘Allegro con brio’ met die dynamische melodie en die overvloed aan energiek en bijna dansbaar materiaal. Het ‘Larghetto’ dat erop volgt klinkt als een traag door het landschap meanderende rivier, terwijl het ‘Scherzo’ zich kenmerkt door zijn grillige karakter. Er zit een ritme in, maar het is hier net of Beethoven zich hier inhoudt, waardoor het effect niet volledig tot uiting komt, een techniek die het deel bijzonder spannend maakt. Inhouden doet Beethoven zich niet in de finale: daar presenteert hij ons een meeslepende melodie door de blazers, geflankeerd door onstuimige strijkers.

Over de derde schreef ik: “Hier wordt reeds duidelijk hoe revolutionair en vooruitstrevend Beethoven uiteindelijk zou worden.” Een citaat dat ook zeker geldt voor de vierde, al is die veel minder bekend geworden. Die vierde, opus 60, ontstaat vier jaar na die derde en heeft ontegenzeggelijk iets weerbarstigs. Hij begint langzaam en ingetogen, een langgerekt harmonisch patroon wat ervoor zorgt dat de uitbarsting in het ‘Allegro vivace’ nog heftiger overkomt dan hij in werkelijkheid al is. Dit is een ontlading waarin je als luisteraar volledig wordt meegezogen. Nergens komen de kwaliteiten van dit orkest en van Altinoglu’s kunsten beter tot zijn recht dan in het langzame tweede deel, het ‘Adagio’. Hij neemt de tijd, laat de muziek ademen en de noten klinken, breekbaar als glas. En fascinerend blijft het, hoe deze componist je als luisteraar toch iedere keer weer op het puntje van je stoel krijgt! Wat Beethoven in het derde deel doet, is niet minder dan fenomenaal. Het ritme krijgt gaandeweg steeds meer structuur, steeds weer voegt hij er nieuwe elementen aan toe. En dan is er de finale die flitsend van start gaat en zich zinderend een weg baant naar het einde. En het orkest blijft hier transparant klinken, hoe veel Beethoven hier ook uit de kast trekt. Een kunst op zich.

We krijgen er nog vier, ik verheug me er nu reeds op.