Nicolas Souchal – Saillances / Métamorphéé (CD Recensie)

We vervolgen onze serie rondom de trompet in de jazz met de Franse trompettist Nicolas Souchal en twee albums die verschenen bij zijn eigen label Musique en Friche. ‘Saillances’ nam hij op met bassist Fred Marty en  voor ‘Métamorphée’ werkte hij samen met de stemkunstenaar Julien Martin, de in elektronica gespecialiseerde Diemo Schwarz en de percussionist Sylvain Marty.

Qua stijl borduurt Souchal door op de muziek van Don Cherry, Jean-Luc Cappozzo, Axel Dörner en Daunik Lazro, wat hem verwant doet zijn aan de hier eerder aan bod gekomen Luís Vincente. Maar Souchal is ook al twee decennia arrangeur voor de Balkan Brass Band,  bewerkt tradiotionele muziek uit Oost Europa en is actief in Les Hmadcha d’Essaouira, waarin free jazz en Marokaanse Sufi muziek samenkomt.

Die zin voor experiment horen we ook overduideijk terug in deze twee albums, waarbij we ons hier eerst richten op ‘Saillances’. Het persen van lucht door zijn instrument is wat ‘Amorce’ kenmerkt, dat terwijl er geen noot klinkt. Intussen purt Marty donkere geluiden uit zijn contrabas. De stroom repetitieve geluiden in ‘Tellurques’ is echter nog vreemder, het lijkt wel of hier een pomp staat te draaien. En zo zijn alle composities in wezen wonderlijke klanksculturen, de meeste relatief kort, waarin Souchal en Marty samen een onwaarschijnlijk universum creeëren. Laten we daartoe nog wat nader inzoomen op ‘Affins’, met ruim twaalf minuten het langste stuk. Wat Souchal hier precies doet met zijn trompet en bugel is mij niet duidelijk. We horen geruis, gepiep, gekraak en dat alles op een zeer laag volume, omgeven door stilte. Het ene moment heeft het nog het meest weg van een zwerm zoemende insekten, het andere moment van een groep apen, afgewisseld met een drone als een onweersbui, opgeroepen door Marty.

Op ‘Vif-argent’, de opener van ‘Métamorphée’ lijken we in een sneeuwstorm beland, even om aan te geven dat het er in dit album niet veel anders aan toe gaat. Waarbij de bijdragen van deze vier musici hier eigenlijk niet echt van elkaar te onderscheiden zijn. Is het nu de elektronica die we horen piepen in ‘Mi-scommeil’, of is het Souchals trompet? Niet dat het iets uitmaakt. En ook hier weer associaties te over. Bevind ik mij in een dierentuin? In een geheimzinnige fabriek? Op een kermis? Of loopt het allemaal in elkaar over, laten we het daar maar op houden. ‘Descente’ en ‘Eurydice’ bevallen me ook prima, de eerste door Martins vocale kunsten, de tweede door de wijze waarop elektronica en trompet samenvallen. En dan is er ‘Orphée sans fin’, het langste stuk van het album, dat zich allereerst onderscheidt  door de wijze waarop de menselijke stem en die van de trompet met elkaar samenvallen, om uiteindelijk, na een heuse noise-storm, te eindigen in een knap staaltje vaudeville.

Beluister hier ‘Telluriques’ van ‘Saillances’ en ‘Vif-argent’ van Métamorphée’: