Vijay Iyer – Uneasy (CD Recensie)

Pianotrio’s, ik kan er geen genoeg van krijgen. Nu is het weer Vijay Iyer die ons verrast. Mede dankzij de aanwezigheid van bassiste Linda May Han Oh en drummer Tyshawn Sorey. ‘Uneasy’ verscheen bij ECM, het label waar de laatste jaren vaker werk van deze opmerkelijke pianist verscheen. Die titel is overigens allesbehalve toeval: “the word ‘uneasy’ feels like brutal uderstatement, too mild for cataclysmic times,” zegt Iyer zelf. Daarom dit hart onder de riem met stukken van de laatste twintig jaar en een tweetal covers.  

Iyer is een academicus, ook in zijn pianospel. Niet dat het koud of statisch is, geenszins, maar zijn spel kenmerkt zich wel door een zeer zorgvuldige, vaak redelijk analytische aanpak en door een vrij grote mate van complexiteit. ‘Children of Flint’ maakt echter direct duidelijk dat hij met May Han Oh en Sorey twee musici heeft gekozen die zorgen dat het aardse het cerebrale in evenwicht houdt. Dit is een stuk dat leeft, broeit en bruist. Een al even krachtig statement is ‘Combat Breathing’. Vrij ruig pianospel hier, krachtige ritmische slagen van Sorey en een duidelijke groove van May Han Oh. En dan die cover van Cole Porter’s ‘Night and Day’. Bijna tien minuten trekt dit trio ervoor uit. Zo nu en dan herken je Porter, maar veel vaker is het vooral Iyer, eindeloos zijpaadjes bewandelend, terwijl op de achtergrond Sorey en May Han Oh hem in het gareel houden. 

Van links naar rechts: Tyshawn Sorey, Vijay Iyer en Linda May Han Oh. Foto: The Boston Globe

Stuk voor stuk meeslepende stukken, waarin de doeltreffende timing opvalt, als voorbeeld mag ‘Touba’ dienen, het enorme ritmegevoel en het vermogen om de luisteraar vast te pakken en gedurende dit vrij lange album niet meer los te laten. Of zoals Iyer het zelf zo treffend stelt: “the most turbulent music may contain stillness, coolness, even wisdom”. Waarvan akte. Inmiddels zijn we bij ‘Drummer’s Song’ van Sorey’s, in 2017 helaas veel te vroeg overleden, collega Gerri Allen. Natuurlijk speelt Sorey in dit ritmische stuk een hoofdrol, maar bijzonder is ook zeker Iyers percussieve spel. Veel slagwerk ook, in de vorm van een reeks korte solo’s, in ‘Configurations’ Tussen deze twee stukken in vinden we de ballade ‘Augury’, met bij vlagen bruisend, enigszins dwingend pianospel.

Een album zonder enige zwakke plek, want ook de tussen ballade en meer uptempo balancerende stukken als ‘Uneasy’ en ‘Retrofit’ weten van begin tot eind te boeien, zowel door het onovertroffen pianospel van Iyer als door de strakke begeleiding van Sorey en May Han Oh. Tot slot klinkt de prachtig uitgebalanceerde ballade ‘Entrustment’, een mooier einde is moeilijk denkbaar.