Ombak Trio – Through Eons to Now / Jar – S/t (CD Recensie)

Vandaag aandacht voor de man achter het Italiaanse label Setola di Maiale: de drummer Stefano Giust. Van hem verschenen vorig jaar twee albums in trio verband. Van het Ombak Trio, dat hij vormt samen met saxofonist Cene Resnik en cellist Giovanni Maier verscheen ‘Through Eons to Now’ en van Jars, verder bestaande uit klarinettist en gitarist Henry Marić en bassist Boris Janje verscheen een titelloos album. Beiden bestaan, het kan eigenlijk niet anders op dit label, volledig uit geïmproviseerde stukken. 

‘Through Eons to Now’ begint bijzonder stevig en de titel die opener ‘Rapidly Chancing Contexts’ mee kreeg, blijkt daarbij uitstekend gekozen. Geen moment rust gunt dit trio ons hier. Resnik geeft zich over aan scherpe uitbarstingen, Giust grossiert in ferme roffels en Maier zorgt voor een al even krachtige vibe. In ‘A Wrong Way to be Right’ voert het trio eveneens de spanning op. Prachtig ook hoe hier het enigszins melodisch materiaal in elkaar wordt geschoven tot een hecht, maar ook steeds hectischer klinkend geheel. En ook hier horen we Resnik de klank van zijn sax tot in het extreme oprekken. In ‘Practice of Principle’ gaat het er iets rustiger aan toe, maar ook hier is de onderhuidse spanning duidelijk voelbaar, met name door de aan noise verwante patronen van Guist en Maier. Pas in ‘Watching Under the Carpet’ treffen we iets van een ballade aan. Opvallend intiem getokkel van Maier, in afwisseling met mooi zwevende lijnen van Resnik. Bijzonder zijn ook zeker de twee laatste stukken, ‘Consequences of a Doubt’ en ‘End of Western Criteria’, met name vanwege het duistere cellospel van Maier en het schrijnende spel van Resnik op de sopraansax. 

Jars maakt subtielere muziek zo leert ‘Oped mravi’ ons. Marić lijkt, hier op basklarinet primair geïnteresseerd in het wezen van klank, middels zijn lang getrokken noten. Het contrasteert prachtig met het ritmische spel van Janje en Giust. Ritme speelt ook een grote rol in ‘Jazzavac u kuhinji’, vooral dat van Janje, een verder mooi ingetogen stuk dat duidelijk aansluiting zoekt bij de volksmuziek. Heeft dit stuk al de nodige elementen van een klankspel, dat geldt helemaal voor ‘Mačkaste kocke’ en ‘Okleto’ waarin we Marić horen op een geprepareerde elektrische gitaar. Aardse, ruwe klanken produceert het drietal hier, in een bijzondere samenhang. Naadloos gaat het laatste stuk over in ‘Slon živaca’ waarin het ritme weer terugkeert en de link met volksmuziek en we Marić horen op klarinet. Klinkt het begin nog vrij ingetogen, verderop loopt de spanning op tot grote hoogte. ‘Avtobus’ en ‘Žabe na žici’ hebben van alles wat. Er zitten zeker elementen in van dat eerder genoemde klankspel, maar vooral het spel van Marić, hier op de basklarinet, neigt zeker ook naar het melodieuze, terwijl het spel van Janje en Giust tegen het ritmische aanleunt. Daarvan is zeker ook sprake in ‘Stara kuina’, een stuk dat overigens vooral opvalt door de prachtige klarinetklanken en de wijze waarop Giust hier zijn trommels inzet. Het prachtig ingetogen, delicaat klinkende ‘Kinesko ljeto’, met nog geen tweeënhalve minuut veel te kort, vormt de perfecte afsluiting van dit wonderlijke album.