Componistenportret Klaas de Vries (Concert Recensie)

Klaas de Vries. Foto: Ivo van der Bent

Het Orgelpark, Amsterdam – 10 oktober 2021

Twee dagen in Het Orgelpark. Zaterdag wijdde dit podium een dag aan de muziek van Sofia Goebaidoelina, deze zondag is het de beurt aan Klaas de Vries, met een bijzonder intens en lang componistenportret. Om 14:15 uur klinken de eerste noten, om rond 18:30 uur verlaten we het gebouw. We hebben dan niet alleen de nodige stukken van De Vries gehoord, door hem zelf telkens toegelicht, we zijn ook verwend met stukken van collega’s, waarmee hij werkte aan wat nu Codarts is, in Rotterdam, maar ook met dat van een voormalige leerling. Slechts een zeer kleine greep, zoals De Vries ook zelf stelt, je zou er een Holland Festival mee kunnen vullen. Lijkt me overigens helemaal niet zo’n slecht idee. Want dat festival mag dan ‘Holland Festival’ heten, Nederlandse muziek komt er amper aan bod.

Van die collega’s, Peter-Jan Wagemans, René Uijlenhoet en Jan van de Putte horen we stukken tijdens het eerste deel van het concert, samen met drie delen uit ‘Murmurus’ van de eerste Mexicaanse componist die ooit in Rotterdam ging studeren: Felipe Waller. Nu zijn dat volgens De Vries hele legers, hij mag graag wat overdrijven. Een prachtig stuk overigens voor twee harpen, we horen Idske Bakker en Liesbeth Vreeburg. Vooral bijzonder door het gebruik van schroevedraaiers – zo noem ik ze gemakshalve maar – waar beide harpistes mee tegen de snaren drukken wat een heel apart effect sorteert. Gelukkig horen we in dit blok ook reeds werk voor orgel. Van Wagemans klinkt ‘Cavaler Col’ – dat ooit werd geschreven voor hetzelfde concert als waarin ‘Boustrophedon’ van De Vries klonk, het stuk waar de middag mee eindigt – en van Uijlenhoet het heerlijk abstracte en weerbarstige ‘Klaas Jarigst’ – dit concert had plaats moeten vinden toen De Vries vijfenzeventig werd, maar Corona gooide roet in het eten.

Het Orgelpark. Foto: Het Orgelpark

Na de eerste pauze klinkt dan eindelijk het eerste stuk van De Vries, het boeiende ‘Aeolus’ voor de bijzondere bezetting van panfluit, Matthijs Koene en orgel, Aart Bergwerff. De bezetting mag dan niet bepaald voor de hand liggen, het levert een zeer bijzondere, mooi in elkaar hakende combinatie van klanken op. Met name het samenspel in het heftige deel op ongeveer driekwart is spectaculair te noemen. De ‘Drie stukken voor piano’ die daarop volgen en prachtig worden gespeeld door Ellen Corver, die het werk van De Vries door en door kent, is van een geheel andere orde. Op een klein deel van het tweede stuk na, overheerst hier de introspectie. De Vries gebruikt zijn noten spaarzaam en weloverwogen en Corver neemt alle tijd om ze door de ruimte te laten zweven. Bijzonder is ook zeker ‘Terug…Opnieuw Beginnen’, dat tegenwoordig deel uitmaakt van ‘Spiegelpaleis’, wat in november 2018 klonk in De Doelen, maar dat oorspronkelijk werd geschreven voor dochter Jellantsje, die het hier samen met Corver ook uitvoert.

Wat opvalt in de muziek van De Vries is de grondig doordachte en hecht doortimmerde structuur. De Vries doet nooit zo maar iets, overal ligt een plan aan ten grondslag. Dat blijkt met name goed uit de serie stukken die klinken in dit tweede blok en dan met name dat ‘Terug…Opnieuw Beginnen’. Na de tweede pauze klinken nog twee wat kortere stukken, de première van ‘Zwei Gesänge auf Texte von Hölderlin’ en dat eerder genoemde ‘Boustrophedon’. In dat eerste stuk horen we De Vries zijn partner Gerrie, wederom samen met Corver. Haar tweede optreden, want eerder klonk ze in vier tango’s, die echter wat minder goed uit de verf kwamen omdat De Vries plaatsnam naast de organist, ergens hoog boven, wat sterk ten koste ging van de geluidskwaliteit. Gelukkig staat ze nu echter gewoon naast de piano, voor een bijzonder intense en delicate uitvoering van deze twee gedichten van Hölderlin. Voor het magistrale ‘Boustrophedon’ klinkt, geschreven voor vier orgels en alleen al een reden om dit concert bij te wonen, belanden we nog in een ludiek intermezzo, gearrangeerd door Ad de Bont, waarin ook De Vries zijn zoon Abel te horen is. Hij en Gerrie fulmineren onbevreesd tegen de huidige politieke cultuur die de kunsten niet naar waarde weet te schatten. Onbeschaamd hautain en zelfgenoegzaam, maar ondanks dat, we horen wat ze zeggen en kunnen niet anders dan het er mee eens zijn.