Transit Festival – Deel 1 (Concert Recensie)

STUK, Leuven – 22 oktober 2021

Na twee jaar eindelijk weer in Leuven voor het Transit Festival. Vorig jaar ging het ook door maar omdat Nederlanders door alle Covid-19 pericelen België toen niet in mochten, moest ik helaas verstek laten gaan. Maar ook hier zijn inmiddels zo goed alles restricties opgeheven en dus begon gisterenavond als vanouds weer deze driedaagse happening, uitgezonderd het late night concert van bassist Oliver Coates, hij testte positief en mocht dus niet afreizen naar België. Slechts één concert dus, dat van het Engelse Riot Ensemble, onder leiding van Toby Thatcher, maar dat was dusdanig overrompelend, dat nieuwe klanken daarna nog nauwelijks gemist werden.

Veel hedendaags gecomponeerde muziek kenmerkt zich door een grote nadruk op de klankwereld en de daarmee bereikte effecten. Het gaat niet meer primair over harmonie en melodie, maar over het overbrengen van een bepaalde stemming op de luisteraar, het weergeven van een idee middels klank. Die benadering vraagt veel van de luisteraar, maar vooral van de musicus. Het gaat immers al lang niet meer alleen over het zo goed mogelijk spelen van de noten. Nog belangrijker is datgene wat je kunt met je instrument en als je de normen daarvoor niet te strikt hanteert, blijkt dat heel veel te zijn. Het voegt dan ook veel toe om het soort stukken dat ook gisterenavond op het programma stond, niet alleen te horen uitvoeren, maar ook te zien uitvoeren. ‘Anmals of your pasture’ van de voor mij onbekende IJslandse componiste Bára Gisladóttir, ‘They left us grief-trees wailing at the wall’ van Clara Iannotta en ‘Fast Darkness I: I can see your turned eyes from inside your body’ van Chaya Czernowin hebben dan ook veel gemeen met elkaar.

En het Riot Ensemble gaat bijzonder ver in het werken met wat de Engelsen zo mooi “extended techniques” noemen, het op onorthodoxe wijze inzetten van hun instrumenten. Wat de stukken verder spannend maakt is dat de drie componistes zich niet beperken tot het traditioneel klassieke metier. Gisladóttir ontleent voor haar klankwereld in ‘Animals of your pasture’ bijvoorbeeld duidelijk elementen uit de heftige vormen van de noise. Het enige wat deze muziek onderscheidt van die van iemand als Merzbow of Aaron Dilloway is dat het volume een stuk minder hard staat. Maar het werkt wel en zeker in dit stuk waarin de componiste ons vanuit verschillende hoeken een blik gunt op een kudde wilde dieren. Deze muziek past dan uitstekend bij een kudde die hals over kop op de vlucht slaat voor een jachtluipaard. Op andere momenten horen we het tegenovergestelde, als de dieren ‘s-nachts tot rust komen en we alleen een enkel nachtdier en insekt horen.

Het Riot Ensemble en Gareth Davis tijdens de uitvoering van ‘Fast Darkness I: I can see your turned eyes from inside your body’ van Chaya Czernowin. Foto: Wynold Verweij

Wellicht gaat Iannotta wel het verst in het creëren van een buitenissige klankwereld, waarbij ze zich geenszins beperkt tot het traditionele instrumentarium. Een even grote rol is er weggelegd voor aangestreken kartonnen dozen, een berg schroeven in een klavecimbel, aangewreven wijnglazen en twee vibrators. Eigenzinnige muziek maakt ze met deze middelen, muziek die het niet moet hebben van grote dynamische contrasten, maar van een bijzonder grote aandacht voor details, muziek ook die uitstekend kan dienen als een soundtrack van een experimentele thriller, of zoals Tim Rutherford-Johnson het in het programmaboek omschrijft: “objecten omringen en bedekken haar instrumenten als zeepokken, waardoor ze hun traditionele status verliezen en in een wereld terechtkomen die op een unieke manier rauw, getekend en fragiel is.”

‘Fast Darkness I: I can see your turned eyes from inside your body’ van Chaya Czernowin zou je een (contra)basklarinetconcert kunnen noemen, met Gareth Davis als solist. Davis die zowel bekend is als solist als door zijn improvisaties, kan hier beide talenten optimaal kwijt. En Czernowin heeft een opvallende voorliefde voor duistere klanken. We horen hier twee (contra)basklarinetten, een tuba, een bastrombone en een contrabas en dat op een bezetting van elf musici. Leidend is het ritme van de ademhaling, regelmatig vormgegeven door louter lucht door de contrabasklarinet te blazen. Tegelijkertijd is er ook ruimte voor snerpende strijkers en een aantal passages waarin Davis de longen uit zijn lijf mag blazen op de basklarinet. De mooiste serie zit aan het einde waarna het ensemble  afsluit met een laatste wolk van klank.