Toshio Hosokawa – Solo / Works for Flute (CD Recensie)

Echt onbekend is het werk van Toshio Hosokawa voor mij niet, maar deze twee Cd’s van Kairos vormen wel een mooie verdere onderdompeling in zijn oeuvre. En ook hier gaat het weer vrijwel geheel om solostukken. Natuurlijk geldt dat voor de Cd ‘Solo’ waarin we de leden van Klangforum Wien horen, eerder kwamen Cd’s met muziek van Rebecca Saunders, George Aperghis en Olga Neuwirth voorbij, maar het geldt ook voor vier van de zes stukken op ‘Works for Flute’ met een leidende rol voor Yoshie Ueno.

Zoals veel Japanse musici en componisten groeide ook Hosokawa op met westerse klassieke muziek, pas toen hij in Duitsland ging studeren bij Isang Yun en Klaus Huber leerde hij de traditionele Japanse muziek waarderen. Muziek die nu een onlosmakelijk onderdeel van zijn werk vormt, getuige ook de uitspraak die hij zelf doet over zijn muziek in het boekje bij ‘Solo’: “My Music is a calligraphy of space and time, taking the form of sounds”. Het levert een bijzonder subtiele en kleurrijke klankwereld op, maar ook composities met een groot beeldend vermogen. Mooie voorbeelden vind ik ‘Spell Song’ voor hobo en ‘Small Chant’ voor cello. Opvallend in het werk van Hosokawa – en ook daarin ligt de link met kaligrafie – is de grote mate van trefzekerheid. De composities zijn vaak vrij kort en Hosokawa heeft daarbinnen nog eens opvallend weinig noten nodig om zijn verhaal te vertellen. De ‘Haiku voor Pierre Boulez’ maakt dat goed duidelijk, een stuk voor solo piano. Maar ook in de voor harp geschreven ‘2 Japanese Folk Songs’ en in ‘Senn IV’ voor slagwerk komt dit sterk terug. Twee stukken van vorig jaar, een herziene versie van ‘Extasis’ voor viool en ‘Voice’ voor trombone laten goed horen hoe de muziek van Hosokawa zich ontwikkelt. Het karige gebruik van muzikaal materiaal heeft plaatsgemaakt voor lang uitgesponnen noten, met veel aandacht voor klankkleur. Maar de beeldende zeggingskracht is gebleven.

Met ‘Works for Flute’ duiken we nog verder terug in Hosokawa’s carrière, vier van de zes stukken dateren uit de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw. En in ‘Sen I’, het oudste stuk, stammend uit 1984, horen we reeds die voor Hosokawa zo bepalende klanktaal, maar vooral wat hem aanspreekt in de fluit: “For me the flute is the instrument which can most deeply realise my musical ideal. The flute can produce a sound by means of the breath, and can be a vehicle by which the breath transmits the sound’s life-power”. En dus vinden we hier krachtig geblazen noten, afgewisseld met vocale klanken, maar ook lang uitgesponnen klanken, langzaam verdwijnend in de ruimte. Iets dat we ook zeer sterk terughoren in ‘Vertical Song I’ en waarin vooral de grote mate van subtiliteit op de grens van klank en stilte opvalt. ‘Birds Fragments III’ schreef Hosokawa voor de combinatie van beurtelings een basfluit en een piccolo en een Shō, de Japanse benaming van wat wij een mondorgel noemen, hier bespeeld door Mayumi Miyata. Een zeer beeldende compositie waarin de vogels volop aandacht krijgen. Een tweede duet is ‘Lied voor fluit en piano’, uit 2007, naast Ueno horen we hier Ken’ichi Nakagawa op piano. Een stuk dat volledig valt binnen Hosokawa’s klankwereld en waarin vooral het samenspel tussen de twee instrumenten opvalt.

Beide albums zijn te beluisteren via Spotify: