Richard Wagner – Der Ring des Nibelungen – Deel 2 (CD Recensie)

Gisteren besteedde ik reeds aandacht aan de eerste twee opera’s die Richard Wagners ‘Der Ring des Nibelungen’ vormen: ‘Das Rheingold’ en ‘Die Walküre’. Beiden vormen een onderdeel van de voortreffelijke nieuwe complete cyclus die Deutsche Oper am Rhein, samen met de Duisburger Philharmoniker, onlangs in eigen beheer uitbracht onder leiding van Axel Kober. Vandaag komen de volgende twee aan bod: ‘Siegfried’ en ‘Götterdämmerung’. 

Meer dan die twee andere delen horen deze bij elkaar. Tussen ‘Das Rheingold’ en ‘Die Walküre’ zitten enkele decennia en ook tussen ‘Die Walküre’ en ‘Siegfried’ zit zo’n twintig jaar. De handelingen in ‘Siegried’ en ‘Götterdämmerung’ samen hebben echter een doorlooptijd van hooguit enkele weken. ‘Siegfried’ begint in de smidse van Mime. Die ving ooit de hoogzwangere Sieglinde op, wat we nog meekregen in ‘Die Walküre’, die stierf bij de geboorte van Siegfried. Nu is deze reeds volwassen man klaar om de wijde wereld in te trekken… Maar ook hier ga ik verder niet uitgebreid in op het verhaal, maar kies ervoor om wederom deze uitvoering te vergelijken met die van Clemens Kraus uit 1953, opgenomen tijdens de Bayreuther Festspiele en die van Sir Georg Solti met de Wiener Philharmoniker uit de jaren ’60. Om maar met Mime te beginnen. Qua prestaties doen Cornel Frey, bij Kober, Paul Kuen, bij Krauss en Gerhard Stoze, bij Solti niet echt voor elkaar onder, maar Stolze klinkt wel het meest als het gemene onderkruipsel dat deze dwerg uiteindelijk blijkt te zijn. Het hoogtepunt van ‘Siegfried’ is voor mij het tweede bedrijf en dan met name de dialoog van Siegfried met de woudvogel. Het is wellicht de zwaarste rol van deze cyclus, die van Siegfried en Coby Welch zingt hem in de uitgave die hier centraal staat beslist niet onverdienstelijk. Hij is geen Wolfgang Windgassen, die we zowel horen bij Krauss als bij Solti en die vooral fenomenaal klinkt bij die laatste. Zijn kracht en bereik is ongekend. En Joan Sutherland is hier een prachtige woudvogel.

Dé hoofdpersoon van deze opera is natuurlijk die door Alberich, reeds in ‘Das Rheingold’ vervloekte ring. Het is de zucht naar dit sieraad dat in ‘Götterdämmerung’ zowat iedereen in het verderf stort. Drie nieuwe hoofdpersonen hier: Hagen, Gunther en Gutrune. Laat ik bij Hagen beginnen. Ik ben zeer te spreken over de wijze waarop Sami Luttinen deze vormgeeft bij Kober. Hij spreekt me meer aan dan Josef Greindl die de rol vormgeeft bij Krauss. Ook Richard Sveda in de rol van Gunther spreekt mij meer aan, zijn stem is wat hoger dan die van Hermann Uhde, wat ik beter vind passen bij deze man zonder ruggengraat. Natalie Hirsch-Grondahl wint hier echter wel van Anka Krabbe in de rol van Gutrune. Bij Solti zingt Dietrich Fischer-Dieskau de rol van Gunther, maar ook die vind ik hier iets te krachtig voor. Gottlop Frick is hier Hagen, maar ook hij haalt het voor mij niet bij Luttinen. Claire Watson horen we bij Solti als Gutrune, een interpretatie die niet zo ver af staat van die van Krabbe.

Een mooi moment voor het beoordelen van het orkest is de scène, tijdens de derde akte. waarin het lijk van Siegfried naar de burcht wordt gebracht, ‘Trauermusik’ geheten. Qua dramatiek en heftigheid winnen de Wiener Philharmoniker en Solti het met glans. In het creëren van spanning is Krauss, met het orkest van de Bayreuther Festspiele, ongeëvenaard. Kober volgt hier voor mij als derde, al zijn de verschillen ook nu weer klein. Samenvattend kan ik dan ook niet anders concluderen dan dat de cyclus van de Duisburger Philhamoniker beslist zeer de moeite waard is en dat een aanschaf meer dan loont.