Philip Catherine – Pourqoui / 75 – Live at Flagey (CD Recensie)

Is het toeval dat de meest beroemde Belgische jazzmusici gitaristen waren / zijn? Django Reinhardt hoort bij de allergrootste jazzmusici allertijden en zijn invloed op de gitaarmuziek kan moeilijk worden overschat, Toots Thielemans werd weliswaar het meest bekend om zijn mondharmonica, maar was ook gitarist en dan hebben we Philip Catherine, met afstand de meest bekende levende jazzmusicus van België en ook gitarist. Twee recente albums laten horen dat die roem overigens geheel terecht is. Met name op het bij enja verschenen ‘Pourqoui’, waarop we hem horen met collega gitarist Paulo Morello en bassist Sven Faller komt dat talent optimaal tot zijn recht.  En helemaal nieuw is de bij Outhere verschenen registratie van zijn vijfenzeventigste verjaardag in Flagey op 3 november 2017, met een keur aan gasten.

Louter snaren dus op het innemende ‘Pourqoui’, een album vol met prachtige, vaak klassiek aandoende stukken. Het titelstuk valt daarbij overigens direct al wat uit de toon. Louter door het feit dat de beide gitaristen hier overvloedig gebruik maken van de mogelijkheid om met de galm van hun instrumenten te werken, iets dat we in de andere stukken vrijwel niet tegenkomen. Daar gaat het meer om het tokkelen, maar dan wel met een overweldigend resultaat. Weinig gitaristen zijn zo goed in staat om een overtuigende, maar ook oneindig subtiele melodie neer te zetten als Catherine, melodieën waarmee hij de luisteraar direct weet te raken. Echte kleinoden. Maar het moet gezegd, in Morello heeft hij een meer dan goede compagnon. De stukken zijn van Catherine, naast twee van Morello en drie covers: ‘Frontera’ van Nicola Andrioli, ‘Inútil Pasagem’ van Antonio Carlos Jobim en ‘First Waltz’ van Frédéric Devreese. Maar het mooist blijven toch die stukken van Catherine zelf, dat ontroerende ‘To Martine’, het bescheiden bruisende ‘Ozone’, waarin de klanken van die twee gitaren zo mooi samenvallen, dat zo mooi ingetogen swingende ‘La Valse du Flipper’ en tot slot het dromerige ‘Méline’.

Het uitnodigen van vrienden voor zijn verjaardag begon met de twee pianisten, Nicola Andrioli en Bert van den Brink, een combinatie die Catherine graag heeft. Maar goed, waarom niet meer musici vragen? En dus kwamen trompettist Bert Joris, bassist Philippe Aerts, de drummers Antoine Pierre en Gerry Brown, mede (bas)gitarist Nicolas Fiszman en zijn dochter en vocaliste Isabelle in beeld. Samen zijn ze nooit te horen, al komt het afsluitende tweede deel van ‘Dance for Victor’ het dichtst bij, hier ontbreekt louter Isabelle. Maar we beginnen met een ander stuk van Catherine zelf, ‘Letter From My Mother’, aan de wijze waarop hij de zangerige melodie opbouwt, direct herkenbaar als een stuk van de meester. Verreweg het langste nummer van het concert, ‘Catherine’s ‘Hello George’ zit hier vlak achter. Een bijzonder dynamisch en swingend stuk, mede dankzij de beide pianisten. En dat Catherine zich thuis voelt bij de muziek van Cole Porter begrijp ik volkomen, zijn versie van ‘So in Love’ is dan ook meer dan de moeite waard. Qua melodievorming vinden die twee elkaar hier op bijzonder overtuigende wijze. En natuurlijk mag een tribuut aan die andere gitarist, Toots Thielemans, niet ontbreken. Catherine zette diens beroemde ‘Bluesette’ op de lijst en laat het publiek de overbekende melodie meezingen. In Catherine’s eigen ‘Piano Groove’ is het, naast de twee pianisten, vooral Joris die hier schittert met een knetterende solo. Een andere klassieker, met een mooie bijdrage van Isabelle, is ‘You don’t know what love is’ en ook hier is het de bijdrage van Joris, de zang afwisselend, die opvalt. Bijzonder tot slot zijn de twee, aan jazz rock verwante stukken van John Lee, ‘We’ll Find a Way’ en ‘Nineteen Seventy Four’, zij brengen duidelijk een andere sfeer in het concert.