Dmitri Sjostakovitsj – 24 Preludes en Fuga’s, opus 87 (Concert Recensie)

Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam – 14 oktober 2022

Hannes Minnaar. Foto: Lars van den Brink

Het is natuurlijk toeval, maar dan wel een heel gelukkig toeval. Was ik vorige week bij de integrale uitvoering van Dmitri Sjostakovitsj’ strijkkwartetten door Quatuor Danel, gisteren speelde in het Muziekgebouw aan ’t IJ Hannes Minnaar de 24 Preludes en Fuga’s, opus 87. Met ruim tweeënhalf uur een forse uitdaging voor een pianist, één die Minnaar echter glansrijk doorstond. Dat juist nu Minnaar dit voor Sjostakovitsj zeer belangrijke opusnummer speelde is echter geen toeval, vorige maand nam hij het stuk op voor Challenge Records.

Begin jaren ’50 was een moeilijke tijd voor Sjostakovitsj. Aan de ene kant was hij dé componist van het communistische regime, van waaruit hij de aangewezen persoon was om de Russische luister over te dragen aan de rest van de wereld, aan de andere kant was Stalin die laatste jaren, voor zijn dood in 1953, meer paranoïde dan ooit, waardoor ook Sjostakovitsj continu in angst leefde. De rol van propagandamachine bracht hem in 1950 naar Leipzig waar de tweehonderdste sterfdag van Johann Sebastian Bach werd herdacht. Als onderdeel van de festiviteiten zat Sjostakovitsj in de jury van de eerste editie van het internationale Bach concours. Het was Tatiana Nikolayeva die het concours won. Naar verluid waren zowel Bach als Nikolayeva voor Sjostakovitsj aansluitend de inspiratiebron om een soort eigen ‘Das Wohltemperierte Klavier’, waar Nikolayeva mee won, te componeren. Dat Bach een belangrijke inspiratiebron was, staat onomstotelijk vast, zijn muziek klinkt in dit opus 87 zeker door, overigens net als in het vijfde strijkkwartet dat hij in diezelfde tijd schreef. De invloed van Nikolyava valt lastiger na te trekken. Hij droeg het stuk niet aan haar op, wat je als hij sterk door haar beïnvloed was geweest wel zou verwachten. Hoe het ook zij, de pianiste omarmde het stuk wel, bracht het in december 1952 in première en zou lang de enige blijven die dit omvangrijke werk, uit het hoofd, uitvoerde.

Dmitri Sjostakovitsj in 1958

Sjostakovitsj was zelf pianist, hij trad in die hoedanigheid ook vaak zelf op, tot hij dit als gevolg van een neurologische aandoening niet meer kon en had dus met dit instrument een speciale en heel persoonlijke band. Wellicht nog wel meer dan zijn muziek voor strijkkwartet, is die voor piano dan ook te zien als een soort van muzikaal dagboek. In het geval van deze preludes en fuga’s betekent dat ook dat Sjostakovitsj hier dingen uitprobeerde die in zijn verdere carrière, tot aan zijn vijftiende strijkkwartet aan toe, hun sporen achter zouden laten. Vierentwintig preludes, gevolgd door telkens een fuga, zonder pauze achter elkaar te spelen. Ze zijn te groeperen in vier groepen van zes, met een vergelijkbare opbouw per cluster. En bijzonder daarbij is dat de complexiteit en de muzikale diepgang in ieder cluster steeds verder toeneemt. Kun je de eerste prelude nog kenschetsen als een eenvoudige melodie, de laatste is een emotionele wervelstorm waarin alle tragiek en frustratie in het leven van deze componist lijkt samen te komen.

De eerste drie delen gebruikt Sjostakovitsj telkens om zijn verhaal op te bouwen, met prachtige, duidelijk door de volksmuziek geïnspireerde melodieën en ritmes en met soms opvallend ingetogen momenten. Al spelen die vooral een rol in het vierde deel van ieder cluster, altijd een vrij lang deel. Aansluitend neemt de componist wat gas terug en gaat hij naar een afronding. Om dan vervolgens in het volgend cluster de volgende wenteltrap te nemen. Ook qua lengte zit er verschil in. Minnaar speelt de eerste twaalf in ruim een uur voor de pauze en heeft voor de volgende twaalf na de pauze maar liefst anderhalf uur nodig. En dus is dat laatste cluster ook zeker het meest indrukwekkend. Alleen al die krachtige nadrukkelijke noten in de opening van de zeventiende prelude, waarmee Sjostakovitsj ons een inkijkje geeft in zijn binnenwereld. En het wat vreemde ritme dat volgt, klinkt allesbehalve vrolijk, net als die achttiende, zo mogelijk nog meer ingetogen. De negentiende is als een snelstromende rivier, maar zoals ik eerder opmerkte bij de strijkkwartetten, hangt ook hier over de vrolijkheid een schaduw.

Genoeg over Sjostakovitsj en nog even naar Minnaar. Je moet het allereerst maar durven om een dusdanig lang en complex werk voor publiek uit te voeren. En als je het dan ook nog zo doet als deze pianist, van de eerste tot de laatste noot met bijzonder veel aandacht en precisie verdien je die staande ovatie zonder meer.