Jürg Frey (Concert Recensie)

Willem II Toonzaal (November Music), ‘s-Hertogenbosch – 13 november 2022

Jürg Frey, hier het New European Ensemble dirigerend tijdens een eerder concert. Foto: Graham Hardy

‘Sehnsuchtlandschaft’. Dit woord uit ‘Windwörter’ had de titel kunnen zijn van het programma dat November Music afgelopen zondag wijdde aan de muziek van Jürg Frey. Tijdens vier concerten klonken  vijf stukken van deze Zwitserse componist die gelukkig ook in Nederland steeds meer erkenning krijgt voor zijn bijzonder subtiele en vaak ook wat weemoedige muziek. Achtereenvolgens hoorden we Keiko Shichijo op forte-piano; Joseph Puglia en Keren Motseri; het New European Ensemble en tot slot Quatuor Bozzini.

En om dan maar eens achteraan te beginnen, de uitvoering door dit strijkkwartet van Frey’s vierde, onlangs voltooide kwartet vormde direct het absolute hoogtepunt van de dag. Qua uitvoering, al was het verschil met de andere musici minimaal, maar vooral qua stuk. Waar stilte altijd een bijzonder grote rol speelt in de stukken van Frey, is dat in dit stuk veel minder het geval. Althans in de delen vier en vijf waarin ik associaties heb met een orgel, mede door de prachtige wijze waarop hij hier, Renaissance polyfonie in gedachten, de vier stemmen met elkaar vermengt. In het eerste deel speelt die stilte nog wel een grote rol, naast dat Frey hier met unisono gespeelde klankvelden werkt, een grote mate van sereniteit bereikend, Bijzondere klanken levert ook het strijken over de snaren aan het begin van de hals op, een ietwat ijl en schraal geluid. Het tweede deel kenmerkt zich door een aantal onverwacht ritmische patronen, bijvoorbeeld in het col legno cello spel. En die heftige bewegingen in het derde deel associeer ik ook niet direct met de muziek van Frey, iets wat ook geldt voor de slepend melodische patronen in dit deel.

Quatuor Bozzini. Foto: Michael Slobodian

Het speciaal voor Shichijo en de forte-piano geschreven ‘Les signes passages’ voldoet meer aan het beeld dat ik van deze componist heb. Hier wisselen noten en stiltes elkaar zo ongeveer af, waarbij die laatste met name opvallen door het nagenoeg ontbreken van galm, zo typisch voor dit instrument. Bijzonder is ook zeker ‘Windwörter’ dat gezongen wordt door de sopraan Motseri, terwijl we Puglia horen op viool. Niet begeleid, want in dit stuk van Frey zijn beide instrumenten even belangrijk. Soms vallen ze op wonderlijke wijze samen, bijvoorbeeld in het langgerekte ‘Verlorenheid’, soms gaan ze ook meer hun eigen weg, zoals in het vijfde deel en in dat eerder genoemde ‘Sehnsuchtlandschaft’. Bijna alle delen van dit stuk bestaan uit een enkel woord, met veel gevoel gezongen en gespeeld. De uitzondering is het achtste deel, waarin een hele serie woorden klinkt en het elfde waarin we drie korte zinnen vinden. Mooi is dat Frey middels de muziek, die woorden ook betekenis geeft. Zo klinkt ’trauer’ wat mistroostig, is de viool nauwelijks hoorbaar in ‘Schattenort’ en horen we de wind in ‘Wind’.

Het New European Ensemble speelde ‘The Wind Moves Them’ en ‘Garden of Transparency’. Het eerste stuk kenmerkt zich door lange klanklijnen, variërend tussen ijselijk hoog en duister laag. Lijnen als windvlagen, geheel conform de titel. Bijzonder is hier de rol van de gitaar die als het ware accenten plaatst in die microtonale lijnen. Het tweede stuk heeft een ongeveer twee keer zo grote bezetting en is in drie delen te verdelen. In het eerste deel staat een patroon centraal van de klarinet en van de strijkers, waarbij in het laatste geval het patroon van karakter verandert doordat het doorgegeven wordt van de viool, via de altviool en de cello naar de contrabas. En natuurlijk gebeurt dat zeer geleidelijk. Het middendeel bestaat uit wrijven over de grote trom, waarna dat geluid in het derde deel wordt aangevuld met die van de andere instrumenten. Aan het einde vinden we tot slot nog een prachtige dialoog van de strijkers met de piano.