Meredith Monk – The Recordings IV,VII & IX (CD Recensie)

In dit tweede verslag naar aanleiding van de bij ECM Records verschenen ‘The Recordings’, met daarop alle opnames die Meredith Monk maakte voor dit label sta ik stil bij nog drie albums waarop we meerdere werken tegenkomen: ‘Facing North’ uit 1992, een duo album van Monk met Robert Een, één van de leden van haar vocaal ensemble. Het bevat vier stukken van ‘Vessel: An Opera Epic’, ‘Boat Song’ uit ‘Ruins’, maar bovenal de cyclus ‘Facing North’ waar het album mee aanvangt; ‘Volcano Songs’ uit 1997, met naast dit werk voor solo en duo het ‘New York Requiem’ en ‘Three Heavens and Hells’ en tot slot ‘Piano Songs’ uit 2014, het enige album waarop we Monk niet als uitvoerder horen. Ursula Oppens en Bruce Brubaker spelen haar composities voor twee piano’s.

Met de titel ‘Facing North’ verwijst Monk naar de voorouders van Een, afkomstig uit Noorwegen en van haar, Rusland. De muziek is er naar. Duistere klanknevels en zang die sterk aan folk verwant lijkt. En prachtig die repetitieve zang in ‘Keeping Warm’, dat lukt zo wel. En heerlijk speels klinkt ‘Arctic Bar’, inclusief volksdans en hondengehuil. Bijzonder is ook ‘Epic’, uit ‘Vessel’, dat aanvangt met een drone, waaruit heel geleidelijk de zang van Monk en Een tevoorschijn komt, uitmondend in ritmische vocale patronen. In een interview uit 1996 met David Gere, opgenomen in het bijzonder uitgebreide boek bij de box zegt Monk over haar wijze van werken: “I am always trying to explore forms that balance rigor with freedom. I sometimes think of myself as a vocal archaeologist, trying to create music that expresses emotional shades that we don’t have the words for. It’s a sense of uncovering. Digging is always a metaphor for me.” Wat mij betreft is dat titelwerk ‘Facing North’ hiervan een treffend voorbeeld. Wat ook opvalt bij het beluisteren van dit corpus, inmiddels meer dan een halve eeuw omspannend, is de grote mate van consistentie, iets dat ook Gere in dit interview benoemd, zonder dat Monk overigens in herhaling valt.

Monk schreef eerst de ‘Volcano Songs: Duets’, in 1993 en een jaar later de ‘Solo’s’. Wat het meeste opvalt in die duetten is de samenhang tussen de klanken, zodanig dat in ‘Hips Dance’ niet meer te horen is wie nu eigenlijk precies welk geluid voortbrengt. Het is op zulke momenten dat die jarenlange samenwerking van Monk en haar vocalisten, het voordeel van een eigen ensemble, zich optimaal uitbetaalt. Dat ligt natuurlijk anders bij de vijf solo’s, al zijn die zeker niet minder de moeite waard. De vocale kwaliteiten van Monk komen hier volop tot uiting. ‘New York Requiem’ schreef Monk oorspronkelijk voor de tenor Thomas Bogdan en de pianist Harry Huff. Op ‘Volcano Songs’ is het echter Monk zelf die we samen met Huff horen. De titel ‘Requiem’ is enigszins misleidend, aangezien Monk hier geen gebruik maakt van de oorspronkelijke Latijnse tekst, mede omdat Monk sowieso vrijwel nooit teksten gebruikt. Maar qua sfeer en doelstelling, Monk stond stil bij de slachtoffers van de AIDS epidemie in die jaren, is het wel degelijk een requiem. Hierboven schreef ik dat Monk vrijwel nooit teksten gebruikt, een uitzondering is het uit 1992 stammende ‘Three Heavens and Hells’, dat Monk baseerde op een gedichtje van de elfjarige dochter van een vriendin, Carla Blank. Een prachtig stuk en bijzonder afwisselend waarin de vocale kwaliteiten van dit gezelschap uitstekend tot uiting komen.

‘Piano Songs’ omspant nagenoeg Monk’s complete carrière. Het oudste stuk, ‘Tower’ schreef ze in 1971, het meest recente stuk, ‘Totentanz’ stamt uit 2006. Zoals gezegd horen we Monk zelf op dit album niet, nog zingend, nog achter de piano. En toch is het typisch Monk, je hoort haar in gedachten zingen. Maar het is ook uitgesproken minimalistisch wat hier gebeurt. Meer nog dan op de andere albums hoor je hier terug dat Monk tot de grondleggers van dit genre behoort. Bijvoorbeeld in die prachtige ritmische patronen van ‘Ellis Island’, muziek die we ook terug horen in de gelijknamige film. Het is niet alleen piano wat we horen, in ‘Folkdance horen we ook handgeklap en de uitroep “hé”, op het dansbare ritme van de piano’s. En mooi zoals één van de pianisten in het uit 1972 stammende ‘Paris’ uit de structuur breekt en even heel kort zijn eigen weg gaat. Andere prachtig voorbeeld van minimalistische ritmiek zijn het uit 1988 stammende ‘Parlour Games’ en het uit 2006 daterende ‘Totentanz, beiden door Brubaker bewerkt tot  stukken voor twee piano’s. ‘St. Petersburg Waltz’ staat zowel op ‘Volcano Songs’, in de solo versie en gespeeld door Nurit Tilles, als op dit album.