Benoit Delbecq & Steve Argüelles – Apophonix / Atmosonix (CD Recensie)

In December 2021 trokken de Franse pianist Benoit Delbecq en de Engelse drummer Steve Argüelles zich terug in de vermaarde studio’s van Radio France. Samen met cellist Pol Debecq, bassist Christophe “Disco” Minck en producer Nicolas Becker maakten ze de opnames van tot nu toe twee albums: ‘Apohonix’ en ‘Atmosonix’. Beiden verschenen bij Signature, het label van Radio France. Opvallend is echter dat niet alleen deze musici op dit album te horen zijn. Op beiden horen we ook samples met opnames van het Poolse Lutoslawski Quartet, op ‘Atmosonix’ aangevuld met die van celliste Lucy Railton.

Opvallend is verder dat beide albums, van net iets meer dan veertig minuten, bestaan uit zeer korte stukken. Zo bevat ‘Apoohonix’ negentien stukken en ‘Atmosonix’ tweeëntwintig. ‘Apophonix’ begint met ‘Style’ een bijzonder ritmisch, maar ook wat oubollig aandoend stuk. In het tweede stuk, ‘Coquetterie’ wordt duidelijk dat er meer elektronica wordt gebruikt dan alleen die samples. Delbecq horen we in dit stuk bijvoorbeeld op zijn prophet VS synthesizer, terwijl ook Argüelles zich hier duidelijk van meer elektronische geluiden bedient. En zo gaat het door, in ieder stukje wordt telkens één bepaald ritmisch patroon volledig uitgewerkt, maar ook niet meer dan dat. Die strijkers van het Lutoslawski Quartet worden daartoe eveneens ingezet, bijvoorbeeld in ‘Morphology’, waar ze duidelijk herkenbaar zijn. Dit is overigens één van de weinige wat rustigere nummers, waarin het duo een ‘lounge’ sfeer weet neer te zetten. Een ander voorbeeld daarvan is ‘Derivation’. Muziek ook die soms opvallend mechanisch aandoet, zoals in ‘Phonetic’ en ‘Allusion’. In ‘Journal’ is een hoofdrol weggelegd voor de bassist Minck, terwijl we Delbecq op de achtergrond horen met bijna klassiek pianospel en in ‘Gravitation’ voor Argüelles.

Vanzelfsprekend klinkt ‘Atmosonix’ niet wezenlijk anders, het is immers opgenomen met dezelfde musici, tijdens dezelfde sessie en met dezelfde achterliggende gedachte. En dus is ook hier weer ieder stukje muziek gewijd aan één en hetzelfde min of meer ritmische patroon. Alleen zijn die stukjes hier nog korter en fragmentarischer dan op ‘Apophonix’. Een stukje is nog maar net begonnen of het blijkt al weer klaar te zijn. Het eerste opmerkelijke stuk  vind ik het langzame ‘Mask’, met mooi toetsenspel van Delbecq, het tweede bijzondere is ‘Satellite’ vanwege de rol van de strijkers in combinatie met de space-achtige synthesizer geluiden, dit stukje had wel wat langer gemogen. Mooi klinken ook het bijna voorzichtige spel in het, met anderhalve minuut eveneens veel te korte ‘Conson’, in ‘Continents’ en in het lounge-achtige ‘Pavillion’. Zuiver op piano is Delbecq niet zo heel vaak te horen, wat dat betreft vormt het introverte ‘Syllable’ een uitzondering. Kortom, Delbecq en Argüelles mogen hun sporen in de jazz verdiend hebben, deze albums zullen lang niet iedere jazzliefhebber kunnen bekoren. Dit is meer voer voor de ambient en experimentele elektronica liefhebbers.