Gaudeamus Festival – Deel 1 (Concert Recensie)

Tivoli-Vredenburg, Utrecht – 6 september 2023

Compilatie van de vijf componisten die strijden om de Gaudeamus Award. Met de klok mee: Saad Haddad, Aya Yoshida, Zara Ali, Uri Kochavi en Artun Çekem. Foto: Gaudeamus

Voor de liefhebbers van hedendaags gecomponeerde muziek vormt het Gaudeamus Festival, aan de start van het nieuwe concertseizoen, één van de hoogtepunten van het jaar. Ik verheug mij er dan ook al geruime tijd op om ondergedompeld te worden in nieuwe klanken. Centraal daarbij staat natuurlijk altijd de muziek van de vijf componisten die strijden om de prestigieuze Award. Dit jaar zijn dat: Aya Yoshida, Zara Ali, Uri Kochavi, Saad Haddad en Artun Çekem. Direct al op de openingsavond, waarin de vijf componisten ook kort werden geïnterviewd, klonk van drie van hen muziek. Asko|Schönberg speelde stukken van Kochavi en Haddad en het uit Keulen afkomstige hand werk, dat dit jaar ensemble in residence is en dus van alle vijf de componisten werk speelt, trapte af met de muziek van wederom Kachavi en Ali.

Dat Asko|Schönberg het festival opent is inmiddels zowat traditie, dit jaar overigens voorafgegaan door een nieuw initiatief: een kort moment van reflectie op de staat van de nieuwe Nederlandse muziek. Aart Strootman kon het bij deze reflectie niet laten om bij de woorden ‘De Staat’ te verwijzen naar het roemruchte stuk van Louis Andriessen. Eén van de belangrijkste componisten van de afgelopen eeuw en iemand die nog steeds node gemist wordt. Strootman is bezorgd over die staat van de hedendaagse muziek. Zalen programmeren het steeds minder en als het wordt geprogrammeerd is het vaak de muziek die redelijk gemakkelijk toegankelijk is en past bij ‘de klassieken’ waar het vaak als een soort van franje omheen wordt gedrapeerd. Zo lang kaartverkoop als leidend principe voor kwaliteit wordt gezien, zal dit niet veranderen. Onbekend maakt onbemind, maakt onbekend, zo ongeveer. Festivals nemen het steeds meer over, met Gaudeamus en November Music, begin november, voorop, maar voldoende is dat natuurlijk niet en vooral de echt avontuurlijke, wat meer ‘dwarse’ componisten vinden steeds moeilijker een plek. Strootmaan pleit dan ook om in te zetten op de nieuwsgierigheid van de luisteraars en meer durf te tonen. Gezien de toch lang niet slechte opkomst gisterenavond is dat een zinnig pleidooi.

Uri Kochavi. Foto: website componist.

Die hedendaagse componisten verdienen het in ieder geval, iets dat ook weer bleek uit de drie concerten die ik gisteren hoorde. Laat ik beginnen met de muziek van Kochavi, waar ik met inmiddels twee stukken in mijn hoofd een redelijk beeld van heb. Deze Israëlische, maar in New York woonachtige componist, gitarist en improvisator is een echte klankonderzoeker, in wiens composities je die liefde voor improvisatie zonder meer terug hoort. Het meest opvallende is dat hij in dat klankonderzoek in alle opzichten de grenzen opzoekt. Denk daarbij aan een trompettist die in een bak water blaast, een cellist die met schuurpapier over zijn strijkstok gaat, een gitarist die een reep stof achter de snaren langs trekt, een slagwerker die zucht in een megafoon of heftig wrijft over een versterkte opgeblazen ballon. Nieuw is het natuurlijk allerminst, maar Kochavi weet de luisteraar met deze capriolen toch regelmatig te verrassen en het resultaat is een vaak verrassend klanklandschap. Zo roept het door hand werk gespeelde ‘Substratum (Bricolage III)’ regelmatig associaties op met veldopnames uit het tropisch regenwoud.

Haddad, van wie Asko|Schönberg ‘Aruah’ speelt, lijkt wat minder het experiment te zoeken. Het hart van dit stuk wordt gevormd door een aangenaam zwevende melodie, sfeervol, maar ook indringend. Bijzonder is de wijze hoe hij de klanken van de diverse instrumenten op ingenieuze wijze laat samenvallen rondom de slagwerker. Die wrijft ritmisch over zijn gong, met een soms ietwat spookachtig, maar wel opwindend resultaat, zo de ademhaling verklankend. Dat hangt ook samen met de titel want ‘Aruah’ is Arabisch voor ziel en dus leven en adem. Niet toevallig haalde Haddad voor dit stuk zijn inspiratie uit de Covid-19 pandemie. Een boeiend stuk dat zeker nieuwsgierig maakt naar zijn andere werk. Helaas heb ik dat gevoel minder sterk na het horen van ‘The Courtly Life of Homo Deus’ van Ali, prachtig uitgevoerd door hand werk. Meer performance dan muziekstuk kon mij dat wat minder boeien. Knap gedaan en daarnaast ook nog eens verwijzend naar de actualiteit: pillen slikken om het leven aan te kunnen en nog een beetje geluk te vinden, maar mij kan het niet echt boeien. Iets dat overigens ook geldt voor de installatie ‘Machine Langue’, bestaande uit psychedelische beelden en dito muziek.