Kit Downes, Kaja Draksler & Lucy Railton (Concert Recensie)

Orgelpark, Amsterdam – 16 september 2023

Lucy Railton en Kit Downes tijdens een eerder concert in de Skálholtsdómkirkja. Foto: Alex Bonney

Voor toetsenisten is het Orgelpark in Amsterdam natuurlijk Luilekkerland. Vier grote orgels telt de zaal en daarnaast nog de nodige kleine. Zelden echter horen we ze in één concert vrijwel allemaal. Gisterenavond was dat echter wel het geval. Ongeveer tachtig proces, zo schatte de Engelse pianist en organist Kit Downes het in. Hij vulde een avond samen met toetseniste Kaja Draksler en celliste Lucy Railton. Ze speelden composities, van henzelf en een tweetal van Olivier Messiaen, hun grote inspiratiebron als het gaat om het orgel, maar schrokken ook niet terug voor de vrije improvisatie. Het merendeel van de stukken klonk als duet waarbij Downes de centrale factor vormde, afgewisseld met een paar solo’s en aan het einde muziek voor trio.

In het openingsstuk ‘Subaerial’, een gezamenlijke compositie van Railton en Downes, is het de cello waar alles mee begint. Wat klinkt is een wat stroeve, enigszins weemoedige melodie. Al snel horen we Downes Railton begeleiden op op het Verschueren-orgel. In eerste instantie prachtig ondersteunend, waardoor de klanken samen tot duistere klankwolken uitgroeien. Verderop krijgt de klank van het orgel wat meer de overhand en overheersen de dynamische momenten. Mooi is ook hoe hier de akoestiek van de ruimte zijn werk doet en hoe de klanken, uit twee verschillende richtingen, met elkaar vermengd raken. Zoals gezegd noemen ze Messiaen als grote inspiratiebron, zich uitend in het vijfde deel, voor cello en piano, van diens ‘Quatuor pour la fin du temps’. Hoe mooi ook, echt passen doet het in dit concert niet, los van het feit dat dit vijfde deel zo onlosmakelijk onderdeel van dit stuk vormt, dat je niet anders kunt dan verlangen naar de rest.

Kaja Draksler. Foto: Doek

Maar bovenal is het niet nodig, deze drie musici hebben genoeg creatieve ideeën en inspiratie om volledig op eigen kracht te kunnen gaan. Iets dat bijvoorbeeld ook mooi blijkt uit de solo die Draksler improviseert op het Van Straten-orgel, een replica, maar met originele elementen, van het in 1479 gebouwde orgel voor de Nicolaïkerk in Utrecht. Draksler creëert een overweldigend verdicht klankwolk, voorzien van krachtige dynamiek. Boeiend om te horen hoe ze hier de klanken in elkaar over laat lopen. Een vrij zachte passage aan het einde vormt tevens het begin van ‘Rabbit’ van Downes. Draksler begeleidt op het orgel, met een grommende klankpalet, de abstracte pianoklanken in dit stuk, gespeeld door Downes. Kleurrijk en spannend.

Voor piano’s is deze ruimte echter wat minder geschikt, iets dat al bleek uit het vijfde deel van ‘Quatuor pour la fin du temps’. De galm doet het prima bij orgelmuziek, maar minder goed als het om de piano gaat. Iets dat ook sterk blijkt uit de improvisatie voor twee piano’s. Mooier is de combinatie orgel en piano in Downes’ ‘Form of Attack’. De ferme pianoaanslagen vormen hier een mooi contract met de donkere orgelklanken. Tot slot horen we de drie musici samen. Allereerst in ‘Lithurgie’ en aansluitend in de toegift ‘Pinwheel’. In beide stukken horen we Draksler op piano, Downes op het huisorgel en Railton natuurlijk op cello. Het eerste stuk is een vrij ingetogen stuk, waarin de drie een bijzondere harmonie bereiken, terwijl het tweede stuk wat speelser is, bijna sprookjesachtig.