De extatische ritmiek van Chin & Stravinsky (Concert Recensie)

Concertgebouw, Amsterdam (NTR ZaterdagMatinee) – 23 september 2023

Unsuk Chin. Foto: Priska Ketterer

Hoe leuk de combinatie van werken ook was, gisteren tijdens het NTR ZaterdagMatinee, veel hadden de stukken niet met elkaar te maken. Ja, ritmiek, maar dat geldt voor een zeer groot deel van de muziek. En is de ritmiek in Igor Strawinsky’s ‘Le sacre du printemps’ allesbepalend, dat geldt zeker niet voor Unsuk Chin’s pianoconcert. Beter was het geweest om haar muziek te combineren met die van haar leermeester György Ligeti, door wie haar muziek diepgaand beïnvloed is. Maar ja, dan heb je geen volle zaal en dat is zo nu en dan natuurlijk ook nodig. Maar toch, had Ligeti niet met een kort werk aan het begin van het concert kunnen klinken? In plaats van de ouverture ‘Dageraad op de rivier Moskva’ uit de opera ‘Chovansjtsjina’ van Modest Moesorgski. Want wat dit stuk nu echt aan dit concert toevoegde is mij een raadsel. Het klonk prachtig, laat dat maar over aan het Radio Filharmonisch Orkest, hier onder de chef-dirigent Karina Canellakis, maar hoorde volgens mij in een ander concert thuis.

Nu ja, wat hij deelt met Stravinsky is natuurlijk Rusland en dan specifiek het platteland. Wellicht had Stravinsky, toen hij in Parijs zijn ‘Le Sacre du printemps’ componeerde er wel wat heimwee naar. Is het bij Stravinsky echter vooral een decor om de oerdriften te etaleren, Moesorgski zette datzelfde platteland vol in de schijnwerpers. De opera ‘Chovansjtsjina’ liet hij bij zijn dood ongeorkestreerd achter, een klus die naderhand eerst door Nikolaj Rimski-Korsakov werd opgepakt en in de jaren ’50 van de vorige eeuw door Dmitri Sjostakovitsj, wiens versie hier nu klinkt. Pure romantiek, waarin de landerige sfeer voorop staat. Lange strijkerslijnen brengen ons in vervoering en vormen de opmaat voor muziek die hier zo ongeveer haaks op staat: dat prachtige pianoconcert uit 1996-97 van Unsuk Chin, de eerste van een serie concerten. De muziek van de Koreaanse componiste Chin zal vaker klinken dit seizoen en dat is geheel terecht, aangezien ze geldt als één van de meest belangrijke componisten van dit moment. De jury van de Gaudeamus Award had in 1985 duidelijk een vooruitziende blik, toen ze haar in dat jaar deze prestigieuze prijs uitreikte. Het gaf haar de mogelijkheid met een stipendium bij György Ligeti te gaan studeren. Achteraf vindt ze dat ze veel van hem geleerd heeft, maar dat hij wel te kritisch was en haar te veel onder druk zette. Iets waar hij haar enorm toe preste was het vinden van haar eigen geluid. Dat is haar uiteindelijk zeker gelukt, maar wellicht wel meer ondanks dan dankzij Ligeti’s aandringen.

Naar eigen zeggen bestaat die stijl eruit dat ze “de verschillen en de grenzen tussen het ‘natuurlijke’ en het ‘kunstmatige’ laat vervagen” (geciteerd uit de tekst van Anthony Fiumara in het programmaboekje). Daarbij heeft ze onmiskenbaar van Ligeti de aandacht voor klankkleur en het microtonale componeren geërfd, iets dat we al direct terughoren in het eerste deel van dit concert. Het is pianist Sunwook Kim, die dit concert al vaker heeft uitgevoerd, die begint met een serie vrij heftige, dynamische patronen, met name in het hoge register. Spanning ontstaat doordat het orkest juist meer in het lage register opereert. En ja, ritmiek speelt hier zeker ook een rol, maar allesbehalve overheersend. Het tweede deel begint veel ingetogener, met de hoge klanken van de piano, de harpen, en de percussie: een esoterisch aandoend klanklandschap. Gaandeweg voegen zich steeds meer instrumenten bij deze kerngroep en loopt de dynamiek op. Tevens valt hier de pulserende onderstroom op die het geheel extra spannend maakt. De breuk zit halverwege met een solostuk van de piano, waarin die ritmiek ontbreekt. Het derde deel klinkt, zeker naar verhouding, behoorlijk abstract. Chin gebruikt hier een dertigtal korte motieven die ze, zoals Fiumara het mooi beschrijft, als in een mozaïek aan elkaar plakt. De pianist krijgt hier overigens wel de gelegenheid om prachtig te soleren en menig staaltje van zijn kunnen te laten horen, een rol die Kim met verve aanpakt. Het vierde deel begint met een paar vrij duistere pianoaanslagen, waarna het orkest met al even duistere klankwolken aansluiting vindt, een vrij broeierig geheel. Verderop gaat de pianist los met heftige notenclusters, begeleidt door ijle klanknevels vanuit het orkest.

Igor Stravinsky in zijn jonge jaren.

De première van ‘Le sacre du printemps’ op donderdagavond 29 mei 1913 is inmiddels legendarisch. Voorafgaand aan die avond vroegen de orkestleden zich al af hoe ze in hemelsnaam die noten moesten spelen en de dansers wisten er al evenmin goed raad mee. Iets dat niet minder gold voor de critici en het aanwezige publiek. Barbaars vonden ze het, “primitief, prehistorisch” noemde een criticus het. Het was de schok van het nieuwe, want al snel omarmde het publiek dit stuk en inmiddels geldt het als een klassieker. En toch had ook het publiek op die avond in mei gelijk. De muziek van ‘Le sacre du printemps’ is aards, rebellerend en grijpt terug op het primitieve, barbaarse, zoals dat geldt voor veel kunst uit die jaren. Maar dan niet vanuit het neerbuigende, maar om het te eren. En dat de muziek van Stravinksy uit die jaren, ‘Le Sacre du Printemps’ is wellicht wel het meest duidelijke, maar zeker niet het enige voorbeeld, op een bepaalde wijze kan shockeren staat buiten kijf. Het is op menig moment pure erotiek wat hier in die bijna maniakale ritmiek overheerst, je als luisteraar meesleept de diepte in. En hulde voor Canellakis en dit altijd weer boeiend klinkende orkest. Ze gaf ruim baan aan die oerdriften, toonde een geweldig goed gevoel voor nuance en timing en wist daarmee te voorkomen dat we vastliepen in het hier altijd op de loer liggende klankmoeras.