Flat Earth Society – Live in De Singer / R.I.P. (Concert / Download Recensie)

De Singer, Rijkevorsel – 30 september 2023

Een groepsfoto uit 2020. Foto: Phile Deprez

Wie De Singer in Rijkevorsel kent, weet dat je daar niet zo maar een bigband van vijftien musici in kwijt kunt. Maar met wat kunst en vliegwerk slaagden de leden van de Flat Earth Society er gisterenavond toch in een plek te vinden. Negen musici op het podium en de vijf rietblazers en de gitarist naast elkaar voor het podium. Het gaat een beetje ten koste van de geluidskwaliteit, op zoveel geweld is deze zaal niet echt berekend, maar aan de andere kant: er zo dicht op zitten heeft ook wel weer zijn charme. En een optreden van de Flat Earth Society, we mogen het afkorten tot FES, is hoe dan ook altijd een feest, laat dat maar aan oprichter en bandleider Peter Vermeersch en zijn kompanen over. Muzikaal combineert hij sinds jaar en dag zo ongeveer alle stijlen denkbaar, van jazz tot rock, van swing tot soul en van volksmuziek tot klassiek, met elkaar verweven tot een stomend en nimmer verflauwend geheel. En een lol dat ze altijd met elkaar hebben, grappen, grollen en kleine plaagstootjes horen er standaard bij, een sfeer die zonder meer overslaat op het publiek. Alleen daarom al moet je dit orkest eigenlijk live horen en dus zien. Maar hier toch ook aandacht voor hun laatste opnames: het al enige tijd geleden bij Igloo Records, alleen als download verschenen R.I.P.

Twaalf jaar zit er tussen het vorige optreden van FES in De Singer en gisterenavond. Het werd dus wel weer eens tijd voor een potpourri, een dwarsdoorsnede van de muziek die ze in de bijna vijfentwintig jaar dat ze bestaan maakten. En wat daarbij met name opvalt, eigenlijk altijd in hun werk, is het hoge filmische gehalte van de muziek, dat gevoel voor theater. Het merendeel zou zo kunnen dienen voor een soundtrack van een film. Een mooi voorbeeld is het inmiddels befaamde ‘Missmansmist’, met die prachtige tubasolo van Berlinde Deman, ondersteund door elektronica van Peter Vandenberghe. Een solo waarin Deman een serie knotsgekke geluiden uit haar instrument perst, nog eens flink aangelengd door die elektronica, alsof we in een dierentuin tussen de gorilla’s beland zijn. Maar prachtig ook die frase ervoor met die krachtige ritmiek en die machtige blazerspartij. Ook dat is een kenmerk van deze band: het ritmegevoel. Vaak versterkt door het gebruik van volksmuziek en de daaraan ontleende dansen. Neem ‘Kotopoulopolgy’, volgens Vermeersch vernoemd naar een Grieks kippengerecht, met dat heerlijk trage, duidelijk door de Griekse volksmuziek geïnspireerde ritme. Een stuk dat zich ook uitstekend leent voor het gebruik van dempers door de twee trompettisten en de twee trombonisten, met dat lekkere ‘wah-wah’ geluid, dat de traagheid nog verder uitrekt. Of wat daarna komt en waarin de trein vrolijk verder dendert, alleen nu in een wat hoger tempo, ‘Wet Is Wet’ klinkt en verderop de enige drumsolo van Gert Jan Dreessen, die onlangs Teun Verbruggen na jaren trouwe dienst opvolgde. Maar het is al ritmiek waar het concert mee begint, met ‘Trip It’ zitten we er direct middenin en wat een prachtig ontregelende solo horen we Bart Maris, erbij vanaf het eerste uur, hier geven. En daarbij gaat het er soms redelijk heftig aan toe, zo leert ‘Swatter Perspective’ ons, een stuk waar duidelijk de invloed van Frank Zappa in doorklinkt, een musicus waar Vermeersch zich duidelijk verwant mee voelt, gitarist Maaren Flamand krijgt hier alle kans om zich lekker uit te leven in een meer dan spannende gitaarpartij. Maar we horen hier ook onvervalste swing – hoe zo eclectisch – met mooi solo’s van trompettiste Pauline Leblond en baritonsaxofonist Bruno Vansina.

De band speelt voor de pauze achter elkaar twee stukken van het volgend jaar te verschijnen nieuwe album ‘The One’. Dat moet je weten, want muzikaal borduurt Vermeersch gewoon door op de hierboven benoemde succesformule. En dus klinkt ook ‘The Lost One’ als een soundtrack en creëren direct aan het begin de contrabas, Kristof Roseeuw en de basklarinet, Martí Melià Marganon een aantrekkelijk ritme, waarna we strakke, meeslepende blazerslijnen voorgeschoteld krijgen. In ‘The Previous One’ gooit de band er nog een schepje op: vol vaart razen we richting de pauze, met als hoogtepunt een bijzonder ontregelende solo van Maris.

‘R.I.P.’ We weten allemaal waar die afkorting voor staat en ook FES gaat onze sterfelijkheid niet uit de weg. Gedurende het spelen van de twaalf stukken, valt er iedere keer één muzikant af. Ja, jammer dat dit geen live concert is, maar dat het hier draait om een album. Maar verwacht hier nu verder geen sombere klanken, of treurige muziek. Welnee, we gaan met opgeheven hoofd en tevreden met wat we allemaal gedaan en gezien hebben naar de uitgang. En dus beginnen we met ‘La Malle-Valise de l’Heimatlos du Sleeping’, waarmee we overigens ook eindigen en de gehele band weer aantreedt, dood zijn ze immers nog lang niet. En ook hier weer de hierboven genoemde vaste ingrediënten: de verwijzing naar volksmuziek, de strakke ritmiek, de fijne solo’s en het onmiskenbaar theatrale element. ‘In Scum and Sludge’ past eigenlijk beter bij dit album, bijzonder ingetogen klanken van de vibrafoon, Wim Segers en de fluit, Bruno Vansina gaan hier prachtig gelijk op, verderop aangevuld met andere blazers. Eveneens stemmig, maar met wat meer vaart is ‘Zwerfuil’, waarbij vooral het strakke ritme opvalt en de vrij donkere blazersklanken. Genoeg nu van die ietwat bedrukte klanken, ze verdwijnen als sneeuw voor de zon in het weer heerlijk dynamische en veel te korte ‘Rip It’. In ‘Midsummer Night Swim’ andermaal uitgebreid aandacht voor de vibrafoon, Segers is er dus nog bij, denk je dan – nergens kan ik terugvinden in welke volgorde de musici tijdens dit stuk afvallen – gelukkig maar, want die vibrafoon past hier uitstekend, iets dat natuurlijk eveneens geldt voor de basklarinet. In ‘Aapverbranding’, dat overigens ook gisterenavond klonk, valt het staccato ritme op. Het knappe van dit album is verder dat je niet echt hoort dat er steeds meer musici afvallen, al klinkt het geluid op ‘Malacology’, het achtste stuk op het album intussen wel wat minder vol. Kortom er blijft genoeg te genieten, bijvoorbeeld van die gruizige baritonsax partij in ‘Man Man Man’ en dat staccato ritme. We blijken het dank ook prima af te kunnen met louter blazers en de piano, terwijl ook dat er steeds minder worden. Veel horen we er dan ook niet meer in het wat droevige ‘Left Alone’.