Ik zou nog terugkomen op John Dikeman, naar aanleiding van het concert afgelopen donderdag en ik zou nog verder gaan met bigbands. Welnu ‘Sepk’ het laatste album van Jeroen Kinman’s Orquesta del Tiempo Perdido maakt het mogelijk beiden te doen. Na ‘Stillle’ en ‘Traantjes’ kwam onlangs bij Shhpuma, een imprint van Clean Feed, ‘Sepk’ uit. Wederom ontsproot een bijzonder eclectisch album aan het brein van Kinman, prachtig uitgevoerd door deze uit elf musici bestaande superband.
Beginnen doen we met krachtige slagen, of er hamers neerdalen op ijzeren platen. ‘Voorland’ heet dit stuk van een minuut. ‘Flep’ is van een geheel andere orde en mist iedere vorm van onrust, een traag kabbelende melodie, creatief gebruik van elektronica, maar ook van de blazers. Een ondefieerbare mix van stijlen, waarin ik jazz hoor, folk, maar evengoed hedendaags gecomponeerd en dat alles aangelengd met een flinke dosis melancholie. Aansluitend belanden we ‘Koesko’, een combinatie van free-jazz, funk, Afrikaans en Latin, met een wel heel vreemd, gemankeerd ritme. Een stuk waar geen touw aan vast te knopen valt, in de beste traditie van dit Orquesta dus. Ragfijn en bijzonder ingetogen en omgeven door veelzeggende stiltes en achtergrondruis zijn de klanken dan weer in het maar iets meer dan twee minuten durende ‘Mugambi mestre station’, om aansluitend over te gaan in ‘Berrie’ een potpourri van blazersklanken, omgevingsgeluid, stemmen en een strakke ritmiek. En hoe verder we komen, hoe meer de klanken door elkaar lopen, hoe meer Kinman de structuur loslaat. Eén van de mooiere voorbeelden van de veelzijdige Kinman aanpak, een aanpak die alle muzikale wetten tart.
Opvallend klassiek klinkt ‘Cabin View’. Lange lijnen worden hier getrokken, alsof we weidse landschappen zien. Traagheid is hier troef, machtig slepend. Zo strak, nu ja, relatief gezien dan, als het hier aan toe gaat, zo los gaat het er aan toe in ‘Bouncy Walls’. Inderdaad, de klanken schieten als filpperballen door het stuk heen. Een ritme, maar dan wel een heel bijzondere. En zo klinkt er meer vreemdsoortigs. ‘Ritorno in ritardo’ bijvoorbeeld, dat met ‘mugambi mestre station’ gemeen heeft dat ook hier gebruik wordt gemaakt van veldopnames met achtergrondruis, afgewisseld met nogal romantisch klinkend gitaarspel. ‘Prins Carnaval’ is een soort van fanfare en ja, doet ook wel wat denken aan een carnavalsband, maar dan beduidend minder voorspelbaar. Met andere woorden: als je zo speelt als carnavalsband, kun je het wel vergeten. Kan het nog gekker? Het kan nog gekker! ‘Pishtaco’ kent een heerlijke ritmiek, maar ook de nodige onverwachte uitweidingen, vreemde stijlwisselingen en knotsgekke geluiden. Constant zet Kinman je hier op het verkeerde been, of is dat juist het goede been? Vrijwel alle nummers zijn kort tot zeer kort, de enige uitzondering is het ruim twaalf minuten durende ‘Mephista’. Ook hier weer weliswaar ritmische, maar ook bevreemdende klanken, zeldzame uitweidingen en veel kleurrijke momenten. Tot slot horen we Kinman zelf op gitaar, de versterker lekker ver open, op ‘Manta’, nog een stukje noise rock als toetje.
Het album is te beluisteren via Bandcamp en daar ook te koop: