November Music – Deel 3

Diverse locaties, Den Bosch – 12 november 2023

Van links naar rechts: Hamin Honari, Hank Roberts en Gordon Grdina. Foto: onbekend

Vorige week zaterdag kwam er ineens voor mij een voorlopig einde aan de 2023 editie van November Music: mijn vrouw werd opgenomen in het ziekenhuis. Gisteren kon ik gelukkig nog net op de tijd de draad weer oppakken voor de laatste dag, nadat hier in huis de rust weer enigszins was wedergekeerd. Gitarist en oud bespeler Gordon Grdina, waarvan ik al de nodige Cd’s besprak, stond al een tijdje op mijn verlanglijstje om live te horen, een wens die gisteren werd vervuld met een optreden van zijn kwintet The Marrow, met naast Grdina Mark Feldman op viool, Hank Roberts op cello, Ernst Glerum op contrabas en Hamin Honari op percussie. Verder woonde ik het laatste optreden van celliste Maya Fridman bij, die dit jaar artist in residence was op het festival. Samen met Garth Knox op viola d’amore, Soheil Shayesteh op kamancheh, live elektronica en Jacobus Thiele op percussie speelde ze een aantal stukken uit het aan Knox uitbesteedde deel van John Zorn’s ‘Book of Angels’, naast een paar eigen composities. Twee bijzondere concerten die mij, door zowel de Arabische als Joodse muziek die hier doorklonk, weer eens de helende kracht van muziek deden beseffen. Zo kan het ook.

Grdina bracht in 2017 het album ‘Ejdeha’ uit, waarvan het titelstuk gisteren klonk als toegift, met wat toen nog een kwartet was. Met naast Grdina, Roberts en Honari en Mark Helias op contrabas. Drie jaar later volgde ‘Safar​-​e​-​Daroon’ en was er sprake van een kwintet, met Josh Zubot op viool. Dat ‘Safar-e-Daroon’ is tevens het stuk waar het kwintet, in ietwat gewijzigde vorm dus, mee start. Gdrina op oud, overigens vrijwel het gehele concert, met uitzondering van ‘Nr. 5’, vangt solo aan, een geluid dat verderop opgaat in dat van de drie strijkers: viool, cello en contrabas. Ze zitten ook zo met hun drieën op een rij, waarbij vooral de rol van de contrabas opvalt: Grdina positioneert die vaker als één van de strijkers, in plaats van als een ritme instrument, optrekkend met de percussie. De muziek vormt hier al een mooie mix van Arabische volksmuziek, hedendaagse jazz en hedendaags gecomponeerde muziek. Overheersend is al snel de ritmiek waar Honari voor tekent, op voor ons redelijk onbekende instrumenten als de tombak, daf en de raamtrommel. Maar wel instrumenten die het geluid van dit kwintet stevig bepalen. Een hoogtepunt hier is de melancholieke, licht ontregelende solo van Roberts. ‘Not of Them’ vangt aan als een vrij abstracte klanksculptuur waar Feldman zich verderop uit losmaakt met ingetogen melodieus spel, een soort van Arabische blues. Iets waar ook die wat duistere solo van Glerum verderop prima bij past. Feldman horen we ook overtuigend soleren in het eerder genoemde ‘Nr. 5′ – een aantal stukken heeft nog geen titel en duidt Grdina aan met een nummer. Het begint allemaal wederom vrij abstract en ingetogen, waarin ook Grdina’s wat grillige gitaarspel opvalt, maar gaandeweg gaat ook hier het ritme steeds meer overheersen. Eindigen doen we hier wederom met Feldman, de cirkel is rond. Qua titel mag Grdina bij ‘Nr. 2’ iets met het woord ‘dans’ doen, want dat is zeker de associatie die ik hierbij heb, zeker ook door die solo van Grdina zelf. Bijzonder klinkt ook het innemende ‘Convergence’, met name door die ontroerende melodie, gespeeld door Feldman, maar zeker ook door het samenspel dat de overige musici hier leveren. Tot slot klinkt, voor de toegift, ‘Nr’. 4′. Glerum valt me hier in het bijzonder op, mooi hoe hij zich thuis voelt in dit kwintet, met die bijzonder ingetogen, bijna zoekende solo. Een scène die ik associeer met ronddolen, op je gemak een beetje kuieren. En mooi hoe hier abstractie langzaam maar zeker in ritmiek verandert, eerst slepend, gaandeweg steeds feller.

Maya Fridman eerder deze week. Foto: Jostijn Ligtvoet Fotografie

Garth Knox nam in 2016 ‘Book of Angels’ nr. 30 op, met als titel ‘Leonard’. We horen op dit album Knox, samen met Julia Robert, op viola d’amore en altviool, Agnes Vèsterman op cello en Sylvain Lemêtre op percussie. De instrumentatie komt dicht bij die tijdens het concert van gisteren, met als grootste verschil die kamanchez, aangevuld met elektronica. Voor wie het niet weet, die kamanchez wordt vooral gebruikt in de Kaukasus en is een type instrument dat wij hier niet kennen. Maar wel met een heel bijzondere klank, vrij hoog en licht schurend, dat dit concert in hoge mate kleurt. Het concert opent met ‘Amhiel’, we horen solo’s van Knox en Fridman, doorsneden door doffe percussie aanslagen van Thiele, maar ook vederlicht samenspel in dit vrij ingetogen stuk. Dan horen we die kamanchez uitgebreid in de beginsolo van ‘Katmial’, wat dit stuk heel anders doet klinken dan het origineel. Een stuk dat klinkt als een langzame dans. ‘Azariel’ is wat feller van klank, zeker de versie die dit kwartet hier laat horen en prachtig die gepassioneerde solo van Fridman, zo typisch voor haar. Na een boeiende improvisatie, waarin vooral Knox opvalt, klinkt het eveneens weer zeer ingetogen ‘Hatach’. Lange strijkersbewegingen als nevelslierten en verderop wederom zeer intensief spel op de cello. ‘Cerviel’ heeft eveneens het karakter van een wat trage dans, terwijl ‘Kmiel’ opvalt door het pizzicato spel van de drie strijkers, prachtig samenvallend met de percussie. Daartussen horen we twee stukken van Fridman zelf, die zich steeds vaker ook laat gelden als componist. Met name ‘Masim’ valt op door het bespelen van een elektrische cello, wat net weer even een andere muzikale sfeer oplevert.