Schlippenbach Trio, featuring Rudi Mahall & Dag Magnus Narvesen (Concert Recensie)

Bimhuis, Amsterdam – 15 mei 2024

Het trio eind 2021 tijdens een concert in Krefeld. Foto’s: Dirk Jochmann

De free-jazz deed zijn intrede in Europa in de tweede helft van de jaren ’60 van de vorige eeuw. Van al die musici die deze nieuwe stijl van musiceren omarmden zijn er, inmiddels zo’n zestig jaar geleden, niet meer zo heel veel onder ons. Maar tot die steeds kleiner wordende groep, vorig jaar ontviel ons nog één van de meest bekende, Peter Brötzmann, behoort zonder meer de pianist Alexander von Schlippenbach. In 1966 formeerde hij één van de meest beroemde gezelschappen binnen de Europese vrije improvisatie, de Globe Unity Orchestra en in 1968 stond hij mede aan de wieg van FMP, een gezaghebbend platenlabel van deze belangrijke stroming in de jazz. Vele albums en optredens zouden in de jaren daarna volgen, een lijn die in ieder geval doorloopt tot afgelopen woensdag, toen Von Schlippenbach in het Bimhuis te horen was met klarinettist Rudi Mahall, een generatie jonger en drummer Dag Magnus Narvesen, twee generaties jonger.

Hij is wat moeilijk ter been, maar verder zie je die zesentachtig jaar er bij Von Schlippenbach niet van af. En horen doe je het, zodra hij achter het klavier heeft plaatsgenomen, al helemaal niet. Anderhalf uur gaat het, met na een uur slechts één korte onderbreking, non-stop door. Alles in die door hem zo gekoesterde stijl van spelen, op de grens van ritmiek, melodie en abstractie. We beginnen vrij rustig met een duet tussen Von Schlippenbach en Mahall, die laatste op de hem zo geliefde basklarinet, tot Narvesen zich erbij voegt en de hectiek oploopt, culminerend in een duet van piano en drums: abstractie vermengd met ritmiek. Als Mahall zich er weer bijvoegt, met krachtige lijnen, loopt de hectiek al snel verder op, botsende, wild alle kanten opschietende klanken, in een oorverdovend tempo.

Tot het ineens rustig is en louter Von Schlippenbach nog te horen is in een bijna klassiek aandoende frase, hij studeerde niet voor niets in de jaren ’60 compositie aan de Hochschule für Musik Köln bij Rudolf Petzold en Bernd Alois Zimmermann. Narvesen ondersteunt het met een enkel accent op de bekkens en brengt het richting een nieuwe trio frase, maar nu meer ingetogen en relatief melodieus, al mag Mahall er nog wel eens een weerbarstige, krakende lijn in aanbrengen en weet ook Narvesen het geheel zo nu en dan flink te kruiden. Verderop in datzelfde uur verrast Von Schlippenbach ons andermaal met een indringende solo passage, waarin Mahall de tijd krijgt om zijn klarinet gereed te maken. Met hoog spel glipt hij naar binnen, waarna de ritmiek er weer in sluipt dankzij piano en drums. Mahall valt ook nu weer op door zijn experimentele spel, waarbij genoeg te associëren valt. Zo hoor ik ratelende machines, een volière in de stress, een jankende kat en een op hol geslagen alarm. Intussen blijven Von Schlippenbach en Narvesen hem van brandstof voorzien, waarna Narvesen eindelijk eens mag soleren op zijn Bimhuis drumstel. Aansluitend pakken de drie musici de draad gewoon weer op: wederom tijd voor een serie oeverloze abstracties, waarin Mahall weer overstapt op de basklarinet, prachtig ingebed in het werk van zijn beide kompanen. En hoor ik daar ‘Tea for Two?, het heeft er alle schijn van, Mahall lacht in ieder geval alsof hij op iets ondeugends betrapt is.

Eindelijk mogen we applaudisseren, we zijn bijna een uur op weg. De rust is echter van korte duur, Narvesen opent met een overdonderende solo, bijzondere geluiden door het koperen schaaltje dat gelegen op de zogenaamde floor tom te bespelen. Een tribale ritmiek kenmerkt deze vurige solo. Overigens niet leidend tot een hectisch vervolg, maar tot een vrij ingetogen klankspel, waarbij Von Schlippenbach zich onder de klep begeeft, trekkend aan de snaren en ook Mahall, zeker voor zijn doen, subtiele klanken produceert. Het is pas verderop en heel geleidelijk dat de spanning weer oploopt en er meer dynamiek in het spel komt en de drie musici wederom tot meer experimentele uitingen komen. Hoogtepunten in dit laatste krappe half uur zijn zonder meer Narvesens derde solo, als rollende donder, aangevuld met een enkel akkoord van Von Schlippenbhach en die dynamische triopassage waar dit tweede deel mee afsluit.