I Solisti & Asko|Schönberg – 100 Jaar Pierre Boulez (Concert Recensie)

De Singel, Antwerpen – 29 april 2025

Pierre Boulez in het IRCAM

Pierre Boulez behoort zonder meer tot de grootste componisten van na de Tweede Wereldoorlog en is nog altijd één van de meest interessante vernieuwers van de hedendaagse gecomponeerde muziek. En het lot dat daarbij hoort: zodra je bent overleden, voor Boulez kwam dat moment op hoge leeftijd in 2016, wordt je muziek nagenoeg niet meer gespeeld. Dit jaar vormt een kleine uitzondering, aangezien de man honderd jaar geleden werd geboren. Daarna zal het weer stil worden rondom deze icoon. De Bijloke in Gent pakt het dit jaar grootst uit, u weet het, ik deed reeds verslag van uitvoeringen door het Brussels Philharmonic en Les Siècles. Hier ten lande is het louter Asko|Schönberg, straks bekend als Het Muziek, dat samen met het Vlaamse I Solisti, onder leiding van Bas Wiegers een hommage brengt en Boulez’ meest bekende werk op de lessenaar zet: ‘Répons’. Vier zalen gingen ze langs, ik bezocht de laatste, De Singel in Antwerpen. Boulez in combinatie met James Tenney en zijn ‘In a large, open space’, een alleszins verdedigbare keuze, al had een hele avond Boulez ook wel gemogen.

Nee, Boulez en Tenney, die combinatie is zo vreemd nog niet en zeker niet als je voor deze twee stukken kiest. Ten eerste staat in beiden de ruimte centraal. De titel van Tenneys stuk heet niet voor niets ‘In a large, open space’. Tenney koos bewust niet voor het podium, maar gaf als aanwijzing dat de twaalf musici, de keuze voor de instrumenten is vrij, zo lang ze maar een lang aangehouden klank kunnen spelen, verspreid moeten staan in de ruimte. In De Singel is dan ook gekozen om dit eerste deel van het concert te laten plaatsvinden in de grote entreehal, die toevallig ook nog eens volledig gestript is vanwege de verbouwing van dit deel van het complex. Musici mogen rondlopen, wat ze beperkt doen, wij mogen rondlopen, wat net iets vaker gebeurt. Goed om te doen in die vrij grote, langwerpige ruimte, waardoor je iedere keer andere klankcombinaties gewaar wordt. Bij ‘Répons’ zitten we wel allemaal op onze stoel, maar wel in een wat ongewonere setting dan normaal. Er zijn in wezen vier lagen. Het hart wordt gevormd door het ensemble met de dirigent, lees de strijkers en de blazers, daaromheen zitten wij als luisteraars, verdeeld over vier carrés, dan komen de luidsprekers met de elektronica en dan volgen zes solisten: twee piano’s, twee percussionisten, een harpist en een cembalobespeler. Bijzonder aan dit stuk, de eerste versie stamt uit 1981, de versie die hier klinkt uit 1984, is het gebruik van die elektronica, die live de klanken van de zes solisten bewerkt en duidelijk een extra laag aan dit geluidskunstwerk toevoegt. Eerder schreef ik al over dit stuk, in 2016 werd het uitgevoerd door Ensemble Intercontemporain en het IRCAM, beiden ooit door Boulez opgericht, onder leiding van Matthias Pintscher, tijdens de Ruhrtriennale van dat jaar, die deze componist dit jaar overigens volledig negeert, en ook toen maakte deze constellatie en de ruimtelijkheid van de muziek diepe indruk op ondergetekende. Met name dat moment waarop we voor het eerst die zes solisten en de elektronica horen, nadat we louter het ensemble horen gedurende de eerste minuten, is een bijzondere ervaring: ineens komt de muziek letterlijk overal vandaan. Eindigen doen we omgekeerd: dan horen we nog louter de solisten en de elektronica. Bovengenoemde musici vertegenwoordigen natuurlijk de absolute top als het gaat om de muziek van Boulez, maar het moet gezegd: de musici van I Solisti en Asko|Schönberg onder leiding van een ook nu weer zeer geïnspireerd klinkende Wiegers deden er zeker niet voor onder. Een prachtige messcherpe uitvoering klonk hier.

James Tenney

Boulez en Tenney staan ook nog voor een andere opvatting over het vak van componeren. Tenney was een leerling van John Cage en zoals ik al eerder hier behandelde, naar aanleiding van het concert van het Brussels Philharmonic, dat de muziek van Boulez bracht met die van Cage, waren die twee lange tijd bevriend. Uiteindelijk liep die vriendschap echter stuk, iets dat alles te maken had met de opvattingen van Cage rondom het componeren en de rol van toeval daarin. Daar kon Boulez niet mee uit de voeten. Voor hem betekende componeren dat je de musici volledig meegeeft wat je als maker bedoelt, zodat iedere uitvoering in de kern min of meer hetzelfde is. Dat Boulez ook actief was als dirigent en niet zo maar de eerste de beste, zal daar ongetwijfeld mee hebben samengehangen. Voor Cage lag dat volstrekt anders. Je kunt als muziekliefhebber dan ook gerust meerdere uitvoeringen aanschaffen van bekende stukken van deze componist, ze zijn toch allemaal totaal anders. Hetzelfde geldt voor Tenney. Het blijkt al uit wat hierboven staat over ‘In a large, open space’: minimaal twaalf musici, verspreid door de ruimte, met als enige eis dat je een toon lang moet kunnen aanhouden, in de praktijk dus vooral strijker en blazers. Verder geeft hij tweeëndertig tonen, gebaseerd op de natuurlijke harmonische reeks – dus afwijkend van ons westerse toonstelsel – waaruit iedere musicus telkens één toon kiest en die dertig tot zestig seconden aanhoudt, waarna hij een nieuwe toon inzet, bij voorkeur één die niet op dat moment door één van de anderen wordt gekozen. Veel meer vrijheid dus dan bij Boulez, maar zeker geen chaos, met die omschrijving doe je Tenney zonder meer tekort. Thomas Moore, verantwoordelijk voor de scenografie van dit stuk zegt het in de inleiding zo: “Boulez zocht complexiteit door het op te schrijven, Tenney door het niet op te schrijven”. Complex blijft het.