Arthur Honegger – Jeanne d’Arc au bûcher

Concertgebouw, Amsterdam – 27 september 2018

Jeanne d’Arc verbeeld door Catherine Nieuwesteeg/Arthenice Design voor het tijdschrift Preludium

Dat ‘Jeanne d’Arc au bucher’ een oratorium van Arthur Honegger niet vaak wordt opgevoerd is niet verwonderlijk. Naast een orkest vraagt het stuk van ruim 75 minuten, om een groot koor, een kinderkoor, een aantal spreekrollen en een aantal zangrollen. Dat we hier, in het Amsterdamse Concertgebouw, getuigen kunnen zijn van een magistrale uitvoering van dit aangrijpende en dramatische stuk is dan ook een gebeurtenis van de eerste orde. Sterker nog, het is voor het Koninklijk Orkestgebouworkest de eerste keer dat ze dit uit 1935 stammende stuk speelt!

Natuurlijk, dit oratorium gaat over Jeanne d’Arc, het meisje dat een beslissende rol speelde in de Honderdjarige oorlog en de aanzet gaf tot de hernieuwde eenheid van Frankrijk, maar uit alles blijkt dat Honegger het verhaal als allegorie zag voor zijn eigen tijd. De Zwitser Honegger had een diepe band met Frankrijk en een grondige afkeer van het fascisme dat hij in de jaren ’30 als grote bedreiging zag. Zelfs zo sterk dat hij zich begin jaren ’30 maar toelegde op het componeren van filmmuziek omdat het opkomende fascisme hem alle lust tot kunst beoefenen ontnam. Het was de mecenas en danseres Ida Rubenstein die librettist Paul Claudel en uiteindelijk ook Honegger wist te inspireren om met het verhaal van Jeanne aan de slag te gaan.

Arthur Honegger in 1928

17 is Jeanne als zij de wettelijke kroonprins uit zijn kasteel in Chinon weet te krijgen, zijn leger aanvoert, het door de Engelsen bezette Orléans weet te bevrijden en de kroonprins weet te overtuigen om zich in Reims tot koning, Karel VII, van het herenigde Frankrijk te laten kronen. Haar volgende stap is het door de Bourgondiërs belegerde Compiègne waar ze echter gevangen wordt genomen, verkocht aan de Engelsen, naar Rouen gevoerd en na een schijnproces wordt terechtgesteld middels de brandstapel. Het is dan mei 1431.
Honegger en Claudel maken ons op prachtige wijze deelgenoot van de machtsmachine, draaiend op volle toeren en de wijze waarop Jeanne tussen de raderen vermorzeld wordt. De griffier vraagt of ze toe wil geven dat ze de Engelsen met behulp van de duivel heeft verslagen. “Nee” schreeuw Jeanne. “Schrijf op dat ze ‘ja’ heeft gezegd”, zegt de griffier in een meesterlijke scène waarin Claudel en Honegger Jeanne overleveren aan een dierentribunaal. Alle dieren bedanken, beeldend verklankt door diverse instrumenten, behalve het varken Porcus (‘cochon’ verwijst naar bischop Cauchon die haar in werkelijkheid veroordeelde). Prachtig hoe het volk het varken bezingt: “Lang leve het varken des varkens” en aansluitend zijn kwaliteiten roemt.

Bijzonder doeltreffend is Honeggers keuze voor een actrice in de rol van Jeanne, hier de Franse actrice Judith Chemla die een werkelijk grootse Jeanne neerzet, kwetsbaar en krachtig tegelijk. Haar ontwapenende puurheid ontroert, haar kracht geeft vertrouwen. Maar de spreekstem, ook die van broeder Dominique, geeft het stuk tevens iets diep menselijks. Die Angst van Jeanne, haar onbegrip voor het feit dat ze haar beschuldigen als heks en ketter aan de ene kant en het volk dat opgejut en vol haat bloed wil zien – groots vertolkt door het Rotterdam Symphony Chorus – aan de andere kant, het levert menig schrijnend en angstaanjagend moment in dit oratorium.

Een hoogtepunt is het zogenaamde kaartspel waarin Claudel de hoofdpersonen in het spel om de macht ten tonele voert, het spel waarin Jeanne slechts een figurant is. Honegger gebruikt hier muziek die in alles doet denken aan de hofmuziek uit vervlogen tijden. Muzikaal interessant omdat hij hiermee dit loodzware drama andermaal iets luchtigs meegeeft. Een luchtigheid die scherp afsteekt bij de scène net ervoor waarin Jeanne zich afvraagt hoe ze in deze vreemde positie terecht is gekomen en waar snerpend koper, duistere bassen en spannende lijnen van de strijkers ons doen beven. Groots is andermaal het Koninklijk Concertgebouworkest dat onder leiding van de Franse dirigent Stéphane Denève zorgt voor een zinderende uitvoering. Het drama vindt zijn hoogtepunt in Jeanne’s dood. Zij, in haar eigen woorden, als levende kaars brandend voor Maria. Magistraal is hier ook weer het koor, verdeeld in voorstanders en tegenstanders.

Populisme is van alle tijden. Claudel en Honegger herinneren ons er weer eens aan. Het Frankrijk in de vijftiende eeuw ging er bijna aan ten onder. Het Frankrijk in de jaren ’30 en ’40 werd er door geteisterd. En ook in onze tijd, van vrede en voorspoed, blijft waakzaamheid geboden. Concerten van dit kaliber zijn daarbij belangrijke hulpbronnen, de kanaries in de kolenmijn.