Dag in de Branding – Editie 49 (Concert Recensie)

Diverse locaties, Den Haag – 6 oktober 2018

Door haar noodlottige val kon Sofia Goebaidoelina, inmiddels 87 jaar oud, vorige maand de wereldpremière van de nieuwe versie van haar oratorium ‘Über Liebe und Hass’ tijdens het Gergiev Festival  in de Doelen helaas niet bijwonen. Hetzelfde lot treft haar nu bij deze editie van Dag in de Branding, dat samen met het New European Ensemble een uitgebreide dwarsdoorsnede van haar werk brengt. Wederom laat ze een brief voorlezen, nu door de artistiek leider van het ensemble, Emlyn Stam, waarin ze ons verzekerd dat het haar pijn doet en in de geest met ons verbonden is.

Goebaidoelina wordt in 1981 in het westen geïntroduceerd door violist Gidon Kremer, middels haar vioolconcert, ‘Offertorium’, dat hij uitvoert in Wenen. Het vormt het begin van een Europese opmars. Dirigent Reinbert de Leeuw doet aansluitend het nodige om de componiste ook in Nederland bekendheid te geven, nog versterkt door de aflevering die regisseur Cherry Duyns samen met De Leeuw aan haar muziek wijdt in de serie Toonmeesters. ‘Offertorium’ mag dan ook niet ontbreken tijdens dit festival en werd gisterenavond gespeeld in het Zuiderstrandtheater, waar ik helaas niet bij aanwezig kon zijn.

Vandaag staan stukken voor kleine en middelgrote bezetting centraal, allen uitgevoerd door de leden van het New European Ensemble, die zich meer dan goed kwijten van deze taak, aangevuld met onder andere het Ensemble Academie Koninklijk Conservatorium en een aantal solisten. Met ‘Concordanza’ uit 1971 als oudste stuk en ‘Pilgrims’ uit 2014 als meest recente, biedt deze dag ook een mooie inkijk in de muzikale ontwikkeling van Goebaidoelina die, zo getuigt ‘Concordanza’, begint met een vrij abstracte klanktaal. Redelijk opmerkelijk, want haar muzikale taal in die dagen mag dan goed passen bij haar westerse tijdgenoten, voor een componist in de Sovjet Unie golden geheel andere regels. Goebaidoelina werd dan ook nagenoeg niet gespeeld in haar land. Maar zo abstract als ‘Concordanza’ ook moge zijn, de doordringende spiritualiteit die haar latere werk zo kenmerkt, is ook hier reeds aanwezig, evenals de grote nadruk op klankkleur en textuur en het spelen met harmonie.

Het uit 1987 stammende ‘Hommage à T.S. Eliot’, het stuk waar het ensemble de avond mee afsluit is een absoluut hoogtepunt in haar oeuvre. In dit stuk, gebaseerd op Eliot’s gedichtencyclus ‘Four Quartets’ bereikt Goebaidoelina een zeldzaam hoog niveau van spirituele kracht. Direct al aan het begin voel je hoe bijzonder dit stuk is, de verstrengeling van de twee violen en de altviool, gevolgd door die passage van de bas en de cello waarmee duisternis zijn intrede doet. In die paar minuten ontvouwt zich Goebaidoelina’s kracht: het uitgebreide klankpalet, de rijke schakering aan klankkleuren, de dynamische contrasten en het zeer efficiënt inzetten van stilte. Ieder instrument, ieder klank komt volledig tot zijn recht, wordt intens afgewogen, krijgt de tijd om te bezinken. Bijzonder is hier ook de rol van de sopraan, waar Goebaidoelina een onmogelijke partij voor schreef. Ze zingt niet alleen de tekst van Eliot, ze zet haar stem tevens in als instrument, lange, verglijdende noten zingend. Katherine Dain kwijt zich gloedvol en met enorme passie van de ze taak, als luisteraar houdt je de adem in.

Bijzonder is ook het uit 2009 stammende ‘Fachwerk’, een concert voor bajan, slagwerk en strijkers. Inspiratie haalde de componiste uit de Duitse vakwerkhuizen, waarbij de bouwstructuur niet is weggewerkt maar immer zichtbaar blijft, verworden tot een geometrisch kunstwerk. Insgelijks bouwde Goebaidoelina haar constructie. Maar belangrijker hier zijn de klankeffecten die ze bereikt, bijvoorbeeld door de slagwerker zijn stokken in snel tempo over de toetsen van de marimba te laten bewegen, golven van klank levert dit op. Prachtig is ook de inzet van de bajan, een soort van accordeon, veel gebruikt in de Russische volksmuziek. Het donkere, wat gruizige geluid buit Goebaidoelina maximaal uit. Duistere, vreemdsoortige geluiden vermengen zich met die van de strijkers, vaak tot intense passages. Prachtig zijn ook de solo’s waarin de duistere, sonore klanken worden afgewisseld met indringende stiltes. An Raskin verklankt het met veel gevoel en precisie. In ‘Repentence’ van een jaar eerder, 2008, bereikt Goebaidoelina een al even subtiel evenwicht, nu tussen de klank van drie gitaren en een contrabas aan de ene kant en de cello aan de andere. De drie gitaren en de contrabas weven een subtiel en helder klankweb dat prachtig contrasteert met het getormenteerde cellospel.

En zo kunnen we nog wel even doorgaan, met alle tien stukken die vandaag de revue passeren. Uniek zo’n dag waarin zoveel van één componist wordt gespeeld, een formule die navolging verdient, zeker als het op hetzelfde hoge niveau wordt gebracht als hier met het New European Ensemble gebeurde. Goebaidoelina heeft veel gemist, zo veel is zeker.