Transit Festival – Deel 1 (Concert Recensie)

STUK, Leuven – 13 oktober 2018

De eerste gehele dag van het Transit Festival, editie 2018 zit er weer op. Vrijdagavond begon het festival, maar aangezien ik alleen de zaterdag en zondag aanwezig ben, gaan we hier niet dieper op in. Wel dus op het programma van de zaterdag en wel aan de hand van het zogenaamde sofa moment waarin Robert Adlington met componisten en uitvoerenden in gesprek gaat. Gisteren over democratie binnen de muziek. Directe aanleiding is natuurlijk dat Vlaanderen vandaag locale verkiezingen heeft.

Maar ook binnen de muziek is democratie een interessant gegeven want één van de kenmerken van hedendaagse gecomponeerde muziek – en dat proces is reeds enkele decennia aan de gang – is dat steeds meer componisten er niet langer voor kiezen om hun partituren volledig in eenzaamheid te construeren en vervolgens te overhandigen aan de uitvoerder(s). Allerlei nieuwe vormen ontstaan. Van de componist die de beoogde uitvoerder(s) uitvoerig betrekt bij het ontstaansproces, tot componisten die slechts een raamwerk neerzetten en de uitvoerder(s) een mate van vrijheid toestaan bij de uitvoering, waarbij de mate van vrijheid vanzelfsprekend wisselt. Dit soort ontwikkelingen levert een scala aan interessante vragen op. Ze kwamen in de dialoog voorbij, maar ook tijdens de diverse concerten.

Veel snaren bij de Tiptoe Company

Als Patricia Alessandrini in haar ‘Interludes’ en wellicht het sterkst in ‘Interlude I’ speelt met toeval, door een elektrisch apparaat voor een klankkast van een piano behangen met elektronica heen te laten bewegen om feedback effecten te creëren, wat zegt dat dan over de compositie? Die klinkt in ieder geval bij iedere uitvoering anders. De uitvoerder heeft immers een redelijke mate van vrijheid om uitvoering te geven aan het stuk, wordt als het ware mede componist. Tim Mariën van wie door hetzelfde ensemble, de Tiptoe Company, ‘Unresolved Streets’ en ‘Tomorrow Started the Game’ worden uitgevoerd, betoont zich eveneens schatplichtig aan het democratisch principe. Aan de hand van de ontmoeting zegt hij zelf: “Toevallig een ensemble van snaarinstrumenten (met één uitzondering). Zodoende werden beide werken geschreven voor een bezetting van verschillende snaarinstrumenten.” Overigens twee boeiende stukken waarin Mariën uitgebreid experimenteert met andere stemmingen.

Het avondconcert door het Nadar Ensemble bevat echter het beste voorbeeld van democratisch werken. In de introductie voorafgaand praat Klaas Coulembier met Alexander Chernyshkov die onomwonden stelt dat geen ander ensemble ‘of the enlightened state of walruses’ kan uitvoeren, zonder dat het daarmee een totaal ander stuk wordt, mede omdat de componist de persoonlijkheden van de uitvoerders heel direct als onderdeel van de uitvoering ziet. Een boeiende stelling die het begrip ‘componist’ in een heel ander daglicht zit. Klinkt het op dat moment wellicht nog wat stevig aangezet, tijdens de uitvoering later, begrijp je volkomen wat Chernyshkov bedoelt. Wie het Nadar Ensemble kent, weet dat dit niet zo maar het volgende ensemble is dat nieuwe muziek uitvoert, dit is een muziek ensemble en een theatergroep ineen. En dat komt vooral tot uiting in ‘of the enlightened state of walruses’. Neem de titel vooral niet te letterlijk, maar zie hem als metafoor. Voor Chernyshkov is alles wat er gebeurt tijdens de uitvoering van zijn stuk onderdeel van de muziek. Het stuk is dan ook meer een performance dan een muziekstuk. Er wordt gewerkt met de menselijke stem, brokstukken conversatie, het fenomeen ‘lach’ in al zijn uitingen, maar ook de non-verbale communicatie maakt onderdeel uit van zijn stuk. Daarnaast speelt Chernyshkov met het instrumentarium, culminerend in een uit drie tuba’s samengestelde blaasmachine. Het levert een bizarre, soms aan slapstick verwante uitvoering op waarin de meest wonderlijke dingen gebeuren en waarbij je aan het eind moet concluderen: een ander ensemble kan dit wellicht ook, maar dan ziet het er toch weer heel anders uit, klinkt het heel anders en voor Chernyshkov nog belangrijker, is er een geheel andere energie en dynamiek aan het werk.

De elektrische tandenborstels van Maierhof

Een ander belangrijk kenmerk van hedendaags gecomponeerde muziek is de grote mate van vrijheid die componisten zichzelf toestaan als het gaat om instrumentatie. Niet alleen worden bestaande instrumenten op onorthodoxe wijze bespeeld of anders gestemd, zoals in de hierboven genoemde stukken van Mariën, componisten creëren ook regelmatig een volledig eigen instrumentarium, zoals Chernyshkov met zijn vreemdsoortige tuba. Simon Steen-Andersen bouwt in ‘In Spite Of, And Maybe Even Therefore’ door op bestaande instrumenten maar gaat verder dan deze op onorthodoxe wijze te laten bespelen. Het Nadar Ensemble is hier in twee delen verdeeld. De ene helft begint en wordt langzamerhand steeds verder overvleugeld door de andere helft. Die produceren echter steeds minder klanken omdat Steen-Andersen de hoornist, klarinettist en fluitist om de zoveel tijd delen van hun instrument laat wegnemen. Uiteindelijk horen we ze bijna alleen nog maar lucht blazen in en over de diverse onderdelen, de klanken zijn verdwenen. Ook Lisa Streich bouwt voor ‘Pietà’ door op bestaande instrumenten, zij voorziet onder andere een cello van een motortje, waardoor het scala van geluiden dat dit instrument maakt ineens een stuk is uitgebreid. Eenzelfde motortje heeft ze gemonteerd op de snaren van de vleugel en op een gitaar die verder niet met de hand wordt bespeeld. Het levert bijzondere klankeffecten op. Maar het meest ver gaat Michael Maierhof met ‘Schwingende Systeme, B’. Hij zet de elektrische tandenborstel in. Vier musici, staand in het midden van de zaal, bedienen er een hele serie van met daaraan allerlei objecten gekoppeld die een grote diversiteit aan geluiden produceren. Vier andere musici staan aan de vier hoeken opgesteld en bewerken een ballon met die tandenborstel, een diep, sonoor geluid producerend. Het stuk lijkt wel een ode aan het futurisme.

‘Tanz/haus’ van James Dillon, dat in 2017 in première ging in Huddersfield is wat dat betreft nog een redelijk conservatieve compositie. Het uitstekende Red Note Ensemble biedt een prachtige uitvoering van dit wat weerbarstige, ongrijpbare stuk. Het heeft nog het meest weg van een soundtrack waarin Dillon in een serie fragmenten telkens een andere muzikale sfeer neerzet. Soms is die intiem, soms van overweldigende kracht en verder met alle nuances hierop denkbaar.En laat u vooral niet misleiden door de titel, want dansbaar is deze muziek op geen enkele wijze. Wel bezit het een sterke onderstroom, een ritme kun je het niet noemen, maar op een onbewust niveau voert het je als luisteraar wel mee. Een spannend, boeiend stuk dat je meerdere keren zou moeten horen om de geheimen daadwerkelijk te ontsluiten. Helaas is ons dat nu niet gegeven.