Vivian Choi – Kate Moore / Unsuk Chin (Concert Recensie)

De Link, Tilburg – 6 november 2018

Pianiste Vivian Choi en componiste Kate Moore kennen elkaar meer dan goed. Ze groeiden samen op in Sydney, speelden samen kamermuziek – Moore is celliste van huis uit en Choi was als één van de eersten de pleitbezorger van Moore’s muziek. Haar spel zit bij de laatste zodanig onder de huid dat ze naar eigen zeggen niet voor piano kan componeren zonder Choi in gedachten te horen spelen. Mooi dus dat November Music haar hier naar toe haalde nu Moore dit jaar componist in Focus is. Choi speelde een grote rol in ‘Lux Aeterna: Vivid’, het nieuwe Bosch Requiem dat vorige week  donderdag in première ging en bracht afgelopen zondag tijdens de Kunstmuziekroute pianomuziek van Moore. Een concert dat ze hier herhaalt in De Link.

Moore kan zich geen betere interpretator wensen. Choi beheerst de pianistische taal van deze componiste tot in de details en verzorgt van de vier stukken, ze houdt de chronologie aan, gloedvolle vertolkingen. ‘Spin Bird’ uit 2008 klinkt stuwend, stromend, in de stijl waar Moore bekend door werd. Muziek die we bijvoorbeeld ook kennen van het album ‘Dances and Canons’ dat Saskia Lankhoorn opnam met over het algemeen vroege pianomuziek van Moore en waar zij uitgebreid mee heeft opgetreden. Een continu stroom noten met vrij weinig variatie, het is geen minimal music maar heeft er wel veel van weg. In ‘Bloodmoon October’, dat stamt ui 2014 horen we een andere kant van Moore. Dit stuk heeft het gejaagde, getormenteerde dat zo goed past bij de titel, de dreiging is voelbaar en groots is het slotmoment met die hamerende, zeer indringende aanslagen. Dit is niet langer mooi, eerder verontrustend. Het hoogtepunt is ‘Bestiary’ van twee jaar later. Het kleurenpalet dat Moore hier tevoorschijn tovert is rijk en de klank poëtisch. De ritmische klankgolven heeft Moore hier gepositioneerd in een cirkelgang, wat een bedwelmend effect oplevert. Naar het einde toe neemt dit tevens steeds meer aan kracht toe, krijgt het steeds meer iets beklemmends, uitmondend in een overweldigend en indringend slot. Een stuk dus met een grote innerlijke kracht, waarin Moore je als luisteraar weet mee te slepen, een buitengewoon talent van haar. Maar laten we hier zeker ook nog even de rol die Choi speelt naar voren halen en het vermogen dat zij heeft om zich in de klankwereld van deze componiste te verplaatsen. Ze doet dat tot slot in ‘Lucidity – Eyes of Hands’, dat te beschouwen is als een soort van suite op basis van het hierboven genoemde requiem.

Een beeld van de heilige Lucia in een kerk in Boston

Eén van de draden in haar requiem is het heiligenleven van de heilige Lucia van Syracuse, de patroonheilige van de blinden. Over haar wordt het bizarre verhaal verteld dat een heidense aanbidder haar een compliment maakte over haar mooie ogen. Als overtuigd Christen moest ze daar niets van hebben en stak zichzelf spontaan de ogen uit en zond deze op een schaal naar haar aanbidder met de boodschap haar verder met rust te laten. Bizarder nog dan dit gegeven is het feit dat ze wel gewoon kon blijven zien! Een andere versie van het verhaal vertelt dat haar ogen werden uitgestoken bij haar marteldood, iets wat heel wat aannemelijker klinkt. Maar hoe dan ook op afbeeldingen van Sint Lucia staat zij meestal met die schaal in de hand. ‘Lucidity’ is dan ook een prachtig woord, mooier dan ons woord ‘helderheid’. ‘Lucidity – Eyes of Hands’ bestaat uit meanderende lange patronen, met een sterk mystieke lading waarin verder al de hierboven genoemde stijlkenmerken eveneens terugkomen.

Ter afwisseling op het werk van Moore speelt Choi vier etudes van de net als zij uit Korea afkomstige Unsuk Chin. Twaalf etudes moeten het er uiteindelijk worden, waarvan er nu zes klaar zijn. Inderdaad ter afwisseling, want het contrast met Moore kan bijna niet groter. Chin heeft gestudeerd bij György Ligeti en dat hoor je nog immer terug in haar muziek die in eerste instantie gaat om klankkleur, transparantie en lichtheid. De eerste etude is dan ook een ragfijn kunstwerk waarin vooral de hoge noten opvallen, als heldere parels aan een snoer. De tweede, met als ondertitel ‘Sequenzen’ heeft dan weer een vrij duistere klank, is meer contemplatief van aard. Maar het grootse en meeslepende dat de muziek van Moore kenmerk, ontbreekt hier volledig.