Ludwig van Beethoven – Symfonie nr. 1 en 3 / Richard Dubugnon – Tombeau de Napoléon (Concert Recensie)

Bozar, Brussel – 25 november 2018

Richard Dubugnon

Het Symfonieorkest van de Munt brengt dit seizoen, onder leiding van hun muziekdirecteur, Alain Altinoglu alle negen symfonieën van Beethoven en koppelt dit aan nieuwe composities, in opdracht van het orkest geschreven, van hedendaagse componisten. De enige eis: het moet op de één of andere wijze een connectie hebben met het werk van de grote meester. Vanavond horen we dan ook ‘Tombeau de Napoléon’, gecomponeerd door de oorspronkelijk uit Zwitserland afkomstige maar in Frankrijk woonachtige Richard Dubugnon, die zijn inspiratie haalde bij Beethovens derde symfonie.

De cyclus van symfonieën begon eind juni van dit jaar met de uitvoering van Beethovens negende. Apart, want je zou eerder verwachten dat de cyclus daarmee zou eindigen. Maar goed, dat staat orkest en dirigent natuurlijk vrij. We merkten toen op: “Altinoglu dirigeert met veel accuratesse en oog voor detail en leidt het orkest met veel gevoel voor Beethovens muzikale taal. Zijn versie van de negende is daarbij een behoorlijk dramatische, soms ietwat theatrale. Soms wellicht zelfs wel een iets te theatrale.” Nu staan de symfonieën 1 en 3 op het programma en is van enige twijfel geen sprake meer. Om met de eerste, in C-Dur, opus 21 maar te beginnen. Die staat nog stevig in het teken van de muziek van Mozart en Haydn, hij ging in 1800 samen met stukken van deze componisten in première, en is daarmee nog een typisch klassieke symfonie. En toch, in die eerste maten horen we reeds een aantal dingen die op dat moment nog nooit vertoond waren. Een prima uitvoering krijgen we hier, bijvoorbeeld met de gewenste zwoelheid in het ‘Andante cantabile con moto’ en een mooie intieme strijkersmelodie. In het ‘Menuetto & Trio: Allegro molto e vivace’ trekt Altinoglu de teugels strak aan en klinkt de ritmische cadans opzwepend, als een extatische dans. Het tempo in deze symfonie is stevig, de directie strak en scherp. En net als in Beethovens tijd kiest Altinoglu hier voor een vrij klein en zeer wendbaar orkest, heel wat anders dan we heden ten dage gewend zijn.

Schilderij: Joseph Karl Stieler, 1820

Opvallend is de ontwikkeling die Beethoven vervolgens in korte tijd doormaakt. Aan de derde symfonie, in Es-Dur, zijn opus 81, begint hij eind 1802. Maar wat een verschil! Hier wordt reeds duidelijk hoe revolutionair en vooruitstrevend Beethoven uiteindelijk zou worden. Volstrekt nieuw is dat dit niet meer alleen een boeiend muziekstuk is, maar dat er ideeën aan ten grondslag liggen, dat de componist een boodschap wil overbrengen. Wat voor ons inmiddels heel normaal is, was voor Beethovens tijdgenoten een novum. We kennen het verhaal achter de symfonie die toen reeds de bijnaam ‘Eroica’ kreeg: hij werd in eerste instantie opgedragen aan Napoleon Bonaparte, tot deze zich tot keizer kroonde en Beethoven – overtuigd republikein – van gedachten veranderde. Maar de sfeer van revolutie en verandering zat toen reeds in het stuk verweven. We horen het al terug in de eerste paar maten, deze symfonie is veel persoonlijker dan wat er tot dan toe was geschreven, hier zit een gevoelsmatige diepte in. En het is prachtig hoe hij hier vorm geeft aan die spanning. Groots is de ‘Marcia funebre: Adagio assai’, de treurmars. Prachtig die hobo, de intense celloklanken en vioolklanken die erop volgen. En machtig zoals het overloopt in het dwingende vervolg dat met grote intensiteit hier vorm krijgt. Ook het ‘Scherzo & Trio: Allegro vivace’ met dat overbekende ritmische patroon krijgt hier een krachtige behandeling, zeer transparant en in de snelle delen opvallend helder.

Dubugnon sluit voor zijn ‘Tombeau de Napoléon’, opus 81, voor trombone solo en orkest, aan bij die oorspronkelijke gedachte van Beethoven om de derde symfonie op te dragen aan Napoleon. Een treur ode voor Napoleon noemt hij het zelf. Niet dat Dubugnon onverdeeld fan is van deze staatsman. Naast oog voor de man zijn verdiensten heeft hij vooral aandacht voor de zinloosheid van zijn exercitie en de absurditeit van (zijn) oorlogen. Dat horen we direct aan het begin. Een korte roffel op de trom wordt gevolgd door een zeer korte maar heftige solo op de trombone. Vervolgens treedt de duisternis in, heftig slagwerk en klokkengelui worden ons deel. Dan krijgen we weer de trombone, maar nu met een intense, verhalende melodie, in afwisseling met de strijkers. Een spannend deel, waarin opvalt dat dit niet alleen een concert is voor trombone, maar ook voor slagwerk. Het gaat er daarbij soms heftig en beladen aan toe. Prachtig is het moment dat we louter de trombone horen met een ritme gespeeld op de pauken, als in een duistere, militaire mars. Een ander bijzonder moment zit in het tweede deel als de trombone wordt bespeeld met een bijna komisch wow-wow effect. Het is een bijzonder geslaagd concert dit ‘Tombeau de Napoléon’ waarin Dubugnon een prima reflectie biedt op Beethovens symfonie. Trombonist Jan Smets speelt zeer overtuigend en het orkest onder leiding van Altinoglu schittert hier alweer.