Hommage à Sofia Goebajdoelina (Concert Recensie)

De Singel, Antwerpen – 9 februari 2019

Meer dan ooit staat Sofia Goebaidoelina in onze landen in de belangstelling. Op 15 september vorig jaar ging tijdens het Rotterdam Philharmonic Gergiev Festival de definitieve versie van haar oratorium ‘Über Liebe und Hass’ in première en een maand later zette Dag in de Branding een dag lang deze componiste in het zonnetje. Ten gevolge van een val moest de componiste bij beide evenementen helaas verstek laten gaan. De Singel in Antwerpen had gisteren meer geluk, Sofia Goebaidoelina zette een uitgebreid hommage in prima conditie luister bij.

Nu had De Singel ook flink uitgepakt met een stevig doortimmerd muzikaal programma, een goede dwarsdoorsnede biedend van haar kamermuziek oeuvre, aangevuld met enige stukken voor groter ensemble. In de middag door een ensemble bestaande uit docenten en studenten van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen onder leiding van niemand minder dan Reinbert de Leeuw en in de avond door de Festival Strings Lucerne. Verder werd de prachtige documentaire ‘Sophia – Biography of a Violin Concerto’ van Jan Schmidt-Garre uit 2007 vertoond en ging Klaas Coulembier uitgebreid in gesprek met zowel Goebaidoelina als De Leeuw.

‘Sophia – Biography of a Violin Concerto’ gaat over de totstandkoming van Goebaidoelina’s tweede vioolconcert dat ze in 2007 schreef in opdracht van Anne-Sophie Mutter. We zien haar werken aan het concert en we zien het gehele instudeerproces vanaf het moment dat Mutter de partituur uit de envelop haalt tot aan de wereldpremière tijdens het Festival van Luzern in datzelfde jaar. In die film zit een sleutelscène die van toepassing is op het gehele oeuvre van Goebaidoelina. Op enig moment wijdt ze uit over de rol van intuïtie, zo belangrijk in haar muziek en stelt dat deze, net als bij haar grote voorbeeld: Johann Sebastian Bach, gepaard moet gaan met structuur. Louter intuïtie is haar te oppervlakkig. Dit gegeven komt dan ook uitgebreid ter sprake in het gesprek waarin Coulembier ook nog aan De Leeuw vraagt hoe belangrijk dit gegeven is voor de uitvoerder. Nu is De Leeuw meer dan vertrouwd met het werk van deze componiste. Sterker nog, hij was één van de eersten die na de val van de Sovjet Unie haar werk in het westen onder de aandacht bracht, onder andere samen met violist Gidon Kremer voor wie Goebaidoelina haar eerste vioolconcert schreef. En ja, van waaruit de componiste werkt is voor De Leeuw van groot belang. Dat hoeft niet op hetzelfde detailniveau, maar wel in de grote lijn. Zeker bij iemand als Goebaidoelina, zo stelt hij, die een zeer persoonlijke taal heeft ontwikkeld, kun je niet volstaan met de partituur.

Opnames van het vioolconcert ‘In tempus praesens’. Van links naar rechts: Anne-Sophie Mutter, Sofia Goebaidoelina en Valery Gergiev.

Wie de muziek van Goebaidoelina kent, weet waar De Leeuw het over heeft. Ook vandaag valt het weer op, de overeenkomsten tussen de diverse stukken zijn groter dan de verschillen: de overduidelijke structuur die een grote mate van spontaniteit geenszins in de weg zit; de overtuigende mystiek, geworteld in haar geloof – overigens zonder dat het religieuze muziek wordt; de vaak sterke dramatische contrasten; het verbijsterend mooie en zeer afwisselende coloriet en tot slot het vermogen om de luisteraar met enige noten tot in zijn diepste vezels te raken.

Bijvoorbeeld in dat prachtige ‘In Croce’, oorspronkelijk voor orgel en cello en in 1992 bewerkt voor bajan (een chromatisch knoppenaccordeon) en cello. Meesterlijk zoals cellist Mikko Pablo en bajanist Ludo Mariën aan dit stuk gestalte geven. De structuur is in wezen vrij simpel: de cellist begint in het lage register en de bajan in het hoge, onderweg ontmoeten ze elkaar om aan het eind precies andersom te eindigen: de cellist met ijselijk hoge, zeer fragiele klanken terwijl de bajan een schurend, duister geluid voortbrengt. Onderweg gaan de klanken van de beide instrumenten verrassende dialogen aan. Bijzonder is ook ‘Repentance’ voor de bijzondere combinatie van een cello, drie gitaren en een contrabas. Ook hier speelt de structuur een grote rol. Bijvoorbeeld in het vraag en antwoordspel tussen enerzijds de cello die een melodie speelt en anderzijds de drie gitaren die een ritmisch patroon tokkelen, versterkt door de contrabas. Later komt deze dialoog weer terug maar dan met de contrabas in de rol die eerst door de cellist werd gespeeld. Mooi hieraan is dat die twee aspecten waar we hierboven over spraken: structuur versus intuïtie te horen zijn in één frase. ‘Fachwerk’ dat ook tijdens de Dag in de Branding klonk, mag ook nu niet ontbreken en Mariën weet in dit prachtige concert voor bajan en ensemble op bijzondere wijze te overtuigen.

Het concert in de avond is gewijd aan de invloed van Bach op het werk van Goebaidoelina. Festival Strings Lucerne speelt een selectie uit ‘Die Kunst der Fuge’, waar Goebaidoelina ‘Reflections on the theme B-A-C-H’ op baseerde en het koraal ‘Vor Deinen Thron tret’ ich hiermit’, dat zij opnam in ‘Meditation über den Choral ‘Vor Deinen Thron tret’ ich hiermit’. Wat het meest opvalt is de wijze waarop Goebaidoelina omgaat met het werk van Bach. Hij is duidelijk iemand die haar inspireert en in wiens geest zij handelt. Ze kiest er niet voor om te citeren, maar veeleer om het in te voegen in haar eigen taal. Ze weet met andere woorden, de essentie uit Bachs muziek te halen en daarmee haar eigen muziek te verrijken, geheel conform het bovenstaande. Wellicht het mooiste voorbeeld daarvan is de ‘Chaconne’ voor piano solo, met volle overgave gespeeld door Alice Di Piazza. Structuur heeft dit werk zeker en ja, op zulke momenten doet het sterk aan Bach denken, maar het overrompelende karakter van de muziek waarmee Goebaidoelina je volledig haar wereld in trekt, dat is toch echt van haar.

En dan nog even terug naar de rol van de uitvoerder. Goebaidoelina zelf zegt ergens in die documentaire dat zij slechts voor de helft de muziek bepaalt, de uitvoerder zorgt voor de andere helft. Dat is wat al te bescheiden, maar dat de rol van de uitvoerder van groot belang is, zeker in haar muziek, staat buiten kijf. Diezelfde Di Piazza vormt daarvoor wellicht wel het beste bewijs. Sinds 2011 speelt ze Goebaidoelina’s muziek en dat betaalt zich terug. Zowel in ‘Chaconne’ als in de prachtige uitvoering van ‘Introïtus’ voor piano en kamerorkest.