Cross-Linx 2015 (Concert Recensie)

Muziekgebouw, Eindhoven – 12 februari

Het jaarlijkse Cross-Linx Festival is weer voorbij. En zoals altijd met dit soort festivals, zie en hoor je natuurlijk meer niet, dan wel. Maar goed, dat is niet anders. Wat er geboden werd, was in ieder geval over het algemeen van hoge kwaliteit en dat maakt veel goed.

Het begon al met een rondje Music Mining. Het leuke concept waarbij je bij een host, in overall en met helm op, je als bezoeker meldt en aangeeft welke artiest je wilt gaan zien. Met een select groepje wordt je vervolgens naar een plek gebracht achter de coulissen. In dit geval, om Sebastian Plano te kunnen zien, naar een berghok van de technische dienst. Plano had hier een piano en zijn cello gepositioneerd samen met de nodige elektronica. Het leverde een wel zeer intiem concert op in deze ruimte van krap 4 bij 4. De 14 bezoekers beluisterden ademloos het delicate en subtiele spel van deze Argentijnse cellist, momenteel woonachtig in Berlijn. Plano zorgt voor de ideale mix tussen klassiek georiënteerde cello en pianoklanken enerzijds en vaak zeer dansbare elektronica anderzijds. Het is melancholisch en bij tijd en wijle ronduit romantisch, maar er schuilt zeker ook een dramatisch element in zijn muziek en zijn Argentijnse roots verloochend hij niet. De sfeer van de tango is alom aanwezig. Kortom een prachtige plek voor zulke intieme muziek.


Het hart van deze editie van Cross-Linx werd gevormd door twee concerten van het Metropool Orkest. Het eerste met de Mark Lanegan Band en het tweede met Squarepusher. Nu ziet zo’n formule er op papier natuurlijk prachtig uit. Een bekende ster combineren met een heus orkest. In de praktijk is het echter niet altijd een gelukkige combinatie. Pop en klassiek met elkaar vermengen: in het beste geval levert het een absolute meerwaarde en in het slechtste geval krijg je vlees nog vis. Deze editie kende helaas beiden. In het geval van Mark Lanegan sloeg de balans vanaf de eerste noot duidelijk de goede kant op. Het zal veel te maken hebben met de keuze van het materiaal. Het zijn vooral de ballads in de bluestraditie die op de lessenaar staan waar het orkest goed raad mee weet, in prachtige arrangementen van James Buckley. De stem van Lanegan klinkt als van ouds: melancholisch, weemoedig en getormenteerd zingt hij zijn teksten over het leven. De kleuren van het orkest: het schetterende koper, de broeierige violen, het geeft de muziek diepte en voegt beslist een nieuwe dimensie toe. Verder valt op dat de balans in het geluid tussen de band enerzijds en het orkest anderzijds prima in orde is. Geen van tweeën voert de boventoon, wat het geheel duidelijk ten goede komt. Als apotheose klinkt ‘The Gravedigger’s Song’ van het album ‘Blues Funeral’, met het pompende ritme prachtig gevangen in het staccato van de strijkerssectie.


Het Metropool Orkest met Squarepusher was van een andere orde. De delicate balans die bij Lanegan zo overtuigend werkte, was hier ver te zoeken. Het volume, ook van het orkest was ver opgevoerd waardoor vooral het koper veel te schel klonk, maar bovenal is de muziek van Squarepusher te eentonig om in deze combinatie met het Metropool Orkest lang te boeien. De muziek, die zo ongeveer het midden houdt tussen een Wagner opera en de geluiden van een computerspel en af en toe veel weg heeft van een haperende machine, die stampt, knettert en kortsluiting maakt, is in het begin nog wel verrassend. Maar na ongeveer een half uur gaat het vervelen. Dat de zaal dan ook langzamerhand leeg stroomt is geen toeval. Een gemiste kans, die weer eens laat zien dan het vermengen van pop en klassiek in de praktijk heel lastig is en dus ook lang niet altijd werkt!

De componist en gitarist Bryce Dessner leverde eveneens een belangrijke bijdrage aan dit festival. Er gingen maar liefst 3 nieuwe werken van hem in première. Allereerst ‘Ornaments And Crime’ voor vioolsolo en hier uitgevoerd door de Finse violist Pekka Kuusisto, vervolgens ‘Delphica’ voor altviool, hier gespeeld door de Amerikaanse altvioliste Nadia Sirota en tenslotte ‘Garcia Counterpoint’ voor gitaar, uitgevoerd door Dessner zelf. De muziek van Dessner is duidelijk beïnvloed door de minimal music van Steve Reich. Zijn stuk voor sologitaar heet niet voor niets ‘Garcia Counterpoint’, verwijzend naar ‘Electric Counterpoint’ van Reich. Maar in Dessner de zoveelste kloon zien van Reich en consorten, doet hem te kort. Want naast de invloed van minimal music is de invloed van rock en folk onmiskenbaar aanwezig. De naam ‘Garcia’ verwijst dan ook naar Jerry Garcia, de in 1995 overleden voormalige gitarist en zanger van de Grateful Dead. De muziek van Dessner is dan ook zeker herkenbaar door de minimalistische patronen, maar mist dat cerebrale dat veel minimal music kenmerkt. Het is de invloed van folk en rock dat zorgt voor de dissonanten en het vaak getormenteerde karakter van de muziek. Rest hier nog een opmerking te maken over het virtuose spel van zowel Kuusisto als Sirota die overtuigende uitvoeringen neerzetten van deze imposante en complexe composities.