Koninklijk Concertgebouworkest – Horinzon nr. 9 (CD Recensie)

Onder de naam ‘Horizon’ brengt het Koninklijk Concertgebouworkest regelmatig Cd’s uit met hedendaags gecomponeerde muziek, vaak geschreven in opdracht van het orkest. Onlangs verscheen deel 9, met daarop muziek van twee Nederlandse componisten: Joey Roukens en Richard Rijnvos en nieuwe stukken van de Hongaarse componist Peter Eötvös en de Estlandse componist Erkki-Sven Tüür. Met bijna anderhalf uur een vol programma.

De stukken van Roukens en Rijnvos werden beiden in opdracht van het orkest geschreven als onderdeel van de viering van de honderdste geboortedag van Leonard Bernstein in februari 2017. Roukens schreef ‘Boundless (Homage to L.B.)’, een driedelige symfonie van iets meer dan een kwartier, waarin hij vooral klinkt in de geest van de grote meester. Het eerste en derde deel klinken energiek op een hectische manier, refererend aan de musical kant van Bernstein. Tegelijkertijd heeft het iets roekeloos en manisch, heb je continu het gevoel dat het ieder moment kan ontsporen. Het contrast met het middendeel had niet groter kunnen zijn: hier trekt Roukens lange subtiele lijnen, bijna in slow motion. Prachtig vertolkt door het orkest onder Alan Gilbert. Rijnvos creëert met ‘Amérique du Nord’, het tweede deel van de serie ‘Grand Atlas’, waarin Rijvos alle werelddelen muzikaal wil weergeven, een even bijzonder eerbetoon. Hij noemt het zelf “een denkbeeldige roadmovie, kriskras door de Verenigde Staten, met halverwege een omweggetje door Mexico.” Om alle gebeurtenissen onderweg te verklanken heeft Rijnvos voor een collage aanpak gekozen waarin we een grote diversiteit aan muzikale stijlen tegenkomen. Het orkest, hier onder leiding van Gustavo Gimeno, brengt het allemaal met veel flair, inclusief files, sneeuwstormen en naargeestige hotels. Muziek overigens die prima past bij het erfgoed van Bernstein.

Peter Eötvös bewandelt reeds een halve eeuw heel andere paden. Zijn motto luidt: “Geef het publiek niet wat het wil, maar wat het nodig heeft.” Aan het begin van zijn carrière vond hij aansluiting bij de twee grote componisten van dat moment: Karlheinz Stockhausen en Pierre Boulez, en dat pad heeft hij nooit verlaten. Maar ondanks de avant-gardistische aanpak weet Eötvös de luisteraar toch iedere keer weer te raken. Dat bleek in mei jongstleden toen het orkest ‘Alle vittime senza nome’ onder leiding van de componist, eveneens een vermaard dirigent, bracht en dat blijkt hier uit de uitvoering van zijn orgelconcert ‘Multiversum’, dat hij eveneens zelf dirigeerde, en waarin we Iveta Apkalna op het orgel horen en László Fassang op het Hammond orgel, een niet eerder vertoonde combinatie. Eötvös bereikt er prachtige resultaten mee in dit ‘Multiversum’, waarvoor hij zijn inspiratie uit het heelal haalde: transparante klanknevels, grimmige duisternis en grootse vergezichten, het komt in dit stuk van ruim een half uur allemaal aan bod, bijvoorbeeld in het magistrale begin van het derde deel, ‘Time and Space’. Maar te midden van al die grootsheid en al dat vertoon van effecten – en dat is denk ik de kracht van Eötvös – weet hij iedere keer ook weer een gevoelige snaar te raken, te ontroeren.

De piccolo, of zoals deze fluit officieel heet: de sopranino-dwarsfluit, is zelden te horen in een solo rol, laat staan dat er zoiets bestaat als een picoloconcert. Tot 2015 dan, want toen schreef Erkki-Sven Tüür een soloconcert, ‘Solastalgia’ geheten, op verzoek van Vincent Cortvrint, lid van het orkest, die het op 6 december 2017 zijn wereldpremière bezorgde, onder leiding van Stéphane Denève, die we onlangs nog voor het orkest zagen in ‘Pelléas et Melisande’ van Claude Debussy. Geen gemakkelijke opgave voor Tüür, die picolo is immers een lastig instrument: het bereik is gering, zeker in contrast met een orkest en de klank is vaak behoorlijk pregnant. Verder had Tüür nu niet bepaald veel referentieconcerten. Maar de componist slaagt hier met glans en laat de picolo, ondanks de hierboven genoemde beperkingen, op grootse wijze schitteren, met dank aan Cortvrint. Met de titel verwijst Tüür naar het begrip dat de filosoof Glenn Albrecht gebruikt om het gevoel aan te duiden dat je hebt als je omgeving zodanig verandert dat je je er niet meer thuis voelt, iets dat typisch past bij onze tijd. Tüür doelt daarbij dan met name op de invloed op het klimaat van het menselijk handelen dat hij op Hilumaa, een eiland in de Baltische Zee dagelijks ondervindt. De picolo en het orkest staan daarbij voor het individu en de maatschappij. U voelt waarschijnlijk al aan hoe het afloopt: de picolo kont een heel eind, verzet zich met hand en tand, maar delft uiteindelijk het onderspit.

Beluister hier ‘Amérique du Nord’ van Richard Rijnvos:

En hier ‘Solastalgia’ van Erkki-Sven Tüür: