Radio Filharmonisch Orkest – Robert Zuidam / Paul Hindemith & Franz Schubert (Concert Recensie)

Concertgebouw, Amsterdam (NTR Zaterdagmatinee) – 28 september 2019

Robert Zuidam. Foto: Karoly Effenberger

Tussen twee symfonische klassiekers, Franz Schuberts onvoltooide zevende symfonie en Paul Hindemiths symfonie ‘Mathis der Maler’ treffen we in dit Zaterdagmatinee de wereldpremière van Robert Zuidams ‘Hercules’, met als treffende ondertitel ‘A private war in five beats’. Aan het Radio Filharmonisch Orkest, vandaag onder leiding van vaste gastdirigent James Gaffigan de eer om aan dit complexe, psychologische werk gestalte te geven. Dat lukt uitstekend, al gaat de palm natuurlijk naar bariton Bastiaan Everink.

Zuidam boft maar met zo’n bariton. Iets dat al begint bij het inlevingsvermogen. Want welke operazanger heeft er nu een achtergrond als marinier? Welke zanger weet uit eigen ervaring hoe het is om te vechten in oorlogsgebied, in Everinks geval Irak? Het komt hier allemaal samen: Everinks ervaring, inlevingsvermogen en fantastische, overweldigende stem. In die vijf delen schetst Zuidam, op een Engelstalig libretto van Valentijn Dhaenens, het wel een wee van een soldaat op uitzending. De eerste nacht nog vol van de herinneringen van een erotisch afscheid, gevat in stomende, steeds heftiger wordende muziek, maar dan doet de harde werkelijkheid zijn intrede. Wat begint met rationeel optimisme, loopt uit in stoere jongens praat. Tot het mis gaat, er een bermbom ontploft en de lichaamsdelen in het rond vliegen. De meerdere keren herhaalde zin “I love things that go BOOM!”, aanvankelijk deel uit makend van die stoere praat, krijgt zo wel een heel sinistere klank. Zuidam pakt hier groots uit, met heftige explosies en muzikale drukgolven. Maar hoe overdonderend het er hier ook aan toe gaat, Everink houdt stand en blijft het spel domineren. In ‘Tongue’ het derde deel zijn we in het ziekenhuis. Terwijl de soldaat 

James Gaffigan

door begint te krijgen hoe het met hem gesteld is en tot drie keer toe hartverscheurend “Mammie” roept, horen we een vrouw,  het archetype van de zorgzaamheid, de hoop, de reden tot doorgaan met ademhalen, de soldaat toespreken, troosten, voor hem bidden. Sopraan Annemarie Kremer kwijt zich meer dan goed van die rol. Veel baten doet het echter niet. “No Man. No Body” zingt Everink, om te vervolgen met “All gave some, some gave all.” De parachutesprong uit het Hercules vliegtuig in het vijfde deel geeft dan ook te denken. Waarom anders die zin: “Take me up there one more time?” Gek zou het niet zijn, hij speelt eerder met de gedachte tot zelfmoord, na die bomaanslag en tot overmaat van ramp zijn vriendin die hem verliet. Zuidam slaagt hier, zonder meer. De angst, de pijn, de wanhoop en de psychologische schade die deze giftige cocktail oplevert legt hij genadeloos bloot. 

Die zevende symfonie van Schubert, lang bestempeld als de achtste, waarvan hij maar twee delen afmaakte, gaat niet over de oorlog, of het moet de innerlijke van Schubert zelf geweest zijn. Hij schreef hem toen hij ontdekte dat een syfilis-infectie hem noodlottig zou worden. Maar de wereld die hij laat ontstaan uit die eerste harmonische melodie van het ‘Allegro moderato’ doet niet onder voor de wereld die Zuidam laat ontstaan uit de serene rust van het eerste deel ‘Heart’. Wat dat betreft was het een gouden zet om juist dit stuk voor ‘Hercules’ te programmeren. Schuberts krachtmeting, laverend tussen wonderlijke melodische patronen en diep duistere uitbarstingen, is daarnaast bij Gaffigan in uitstekende handen. Op krachtige wijze leidt hij het orkest langs de klippen van deze wild stromende rivier. Aan het ‘Scherzo’ kwam Schubert niet meer toe. We kunnen alleen maar fantaseren over hoe dit geklonken kan hebben. Was hij er bang voor? Het zou zo maar kunnen.

Isenheimer altaar: engelen bezingen het Christus kind.

Paul Hindemith voerde eveneens zijn persoonlijke oorlog en wel die tegen het Nazi regime, dat zijn muziek allerminst gunstig gezind was. In 1934 als hij de symfonie ‘Mathis der Maler’ schrijft, een voorbode van zijn opera, doemen de eerste donkere wolken reeds op. Hindemith besluit de strijd niet aan te gaan, zinloos, maar zich te verschansen in zijn muzikale wereld, iets dat de schilder Matthias Grünewald, waar de titel Mathis der Maler op slaat, eeuwen eerder eveneens deed en op wiens Isenheimer altaarstuk Hindemith deze symfonie baseerde. Drie panelen koos hij uit. In de eerste bezingen de engelen de pasgeboren Jezus, het biedt Hindemith de kans majestueuze beelden neer te zetten, waarin blazers en strijkers elkaar prachtig afwisselen. Een grote rol is weggelegd voor de dwarsfluit en dan met name in het tweede deel waarin Hindemith stil staat bij de graflegging. Natuurlijk met ingehouden dramatiek. Sereen klinkt die dwarsfluit hier, later aangevuld met de hobo. In het derde deel staat Hindemith stil bij de verzoeking van de Heilige Anthonius. We horen hem alle stadia doormaken, het zijn de stadia van Zuidams militair. Met één groot verschil: Anthonius zegeviert in triomf, alle listen van de Duivel heeft hij doorstaan. Maar Anthonius was dan ook een heilige.

Zoals altijd is ook dit concert terug te luisteren via Radio4.