Richard Strauss – Salome (Concert Recensie)

Theater Krefeld-Mönchengladbach, Mönchengladbach – 27 december 2019

V.l.n.r. Herodias (Eva Maria Günschmann), Salome (Dorothea Herbert) en Herodes (Markus Petsch). Foto’s: Theater Mönchengladbach

In juni 2017 zag ik ‘Salome’ van Richard Strauss bij de Nationale Opera, als onderdeel van het Holland Festival, in een regie van Ivo Van Hove. Zoals gebruikelijk bij dit festival horen we dan ook het Koninklijk Concertgebouw Orkest, hier nog onder leiding van Daniele Gatti. Inmiddels is deze alom bejubelde uitvoering op Cd en Dvd uitgebracht, waarover later meer. Maar ‘Salome’ wordt geregeld uitgevoerd, bijvoorbeeld in het Theater Krefeld- Möchengladbach. Genoeg redenen dus om weer eens bij deze wonderlijke opera stil te staan.

Over het verhaal wijdde ik reeds uitgebreid uit naar aanleiding van die uitvoering in Amsterdam, over de ontstaansgeschiedenis nog niet. Richards Strauss is bijna 40 als hij in 1905 ‘Salome’ componeert. Zijn derde opera, na ‘Guntram’ en ‘Feuersnot’. Werden die twee eersten matig ontvangen, deze Salome, gebaseerd op een toneelstuk van Oscar Wilde, sloeg in als een bom. De opera past dan ook volledig in zijn tijd en Strauss toont zich in dit meesterwerk zowel schatplichtig aan Richard Wagner als aan Sigmund Freud. Overigens meer aan de tweede, dan aan de eerste. Want in deze opera is het verhaal in wezen bijzaak. Waar het echt om gaat, is hetgeen niet wordt uitgesproken, niet wordt getoond, maar schuil gaat in de noten, zindert, borrelt en gist.

Salome en Jokanaän (Johannes Schwärsky)

Daar slaagt voor mijn gevoel het Niederrheinische Sinfoniker, onder leiding ban Mihkel Kütson, mij iets minder goed in dan het Koninklijk Concertgebouw Orkest. Met de krachtige frases, de donderwolken, weet het prima raad. En groots klinkt het orkest in de beroemde sluierdans van Salome, maar juist in de nuances toont het Koninklijk Concertgebouw Orkest zich de meerdere.

Dorothea Herbert vertolkt Salome. Ik vind haar in die rol minder sterk dan Malin Byström, die de rol in Amsterdam zong. Haar stem is prachtig, daar ligt het geenszins aan, maar haar spel past niet geheel bij wie Salome is: een meisje van 16 dat haar eigen onzekerheid en angsten overschreeuwt en in zichzelf een niets ontziende lust ontketent. Het verleiden gaat haar prima af, maar ik mis het kwetsbare dat Byström zo prachtig uitstraalt. Johannes Schwärsky is wel een sterke Jokanaän. Hij zet een gevoeliger profeet neer dan Evgeny Nikitin deed in Amsterdam. Mooi is de scène waarin Narraboth, hier heel mooi vertolkt door David Estaban, de hand aan zichzelf slaat. Hij kan Salome’s manie niet langer aanzien. Terwijl Salome volledig in zichzelf staat te oreren, ontfermt Jokanaän zich over de stervende soldaat. De enige mens die we in de hele opera te zien krijgen. Hiermee ook direct zijn aansluitende woorden, waarin hij Salome adviseert Jezus te gaan zoeken en zich aan hem te onderwerpen om haar zonden vergeven te krijgen, in perspectief plaatsend.

Markus Petsch als Herodes en Eva Maria Günschman als zijn vrouw Herodias zijn eveneens perfect op hun plek. Vanaf het moment dat de twee opkomen en Herodus op schaamteloze wijze te kennen geeft veel meer geïnteresseerd te zijn in de dochter dan in de moeder steelt hij de show. Dan horen we Jokanaän weer vanuit de put en in de tuin van het paleis creëren voor- en tegenstanders een nog grotere chaoos. De Tetrarch en zijn vrouw willen het niet weten, maar onrustig maakt het ze zeker en juist dat weet regisseur Anthony Pilavachi perfect te treffen. Het gist werkelijk van onrust daar in die tuin, overigens prachtig vormgegeven door Markus Meyer. In de sluierdans is het vooral het orkest dat zegeviert, terwijl de dans ons meeneemt naar een Berlijnse club uit de jaren ’20 van de vorige eeuw. En Petsch is hier werkelijk perfect, aan Salome’s kledingstukken ruikend – ze gooit ze over een laken, vastgehouden door dienstmeisjes, tijdens een verkleedpartij – en driftig rondstappend.

Dan klinkt haar eis om het hoofd van Jokanaän. En wat Herodes ook aanbiedt om ervan af te zien – en Petsch trekt hier echt alles uit de kast –  goud, juwelen, een deel van zijn koninkrijk, ze laat zich niet vermurwen. Dan wordt de schaal naar binnen gedragen met het hoofd van Jokanaän. Levensecht, al had het nog wel wat bloederiger gemogen. Een zinderende, wanstaltige scène volgt, waarin Herbert op haar best is, het hoofd koesterend tussen haar borsten. Herodias kijkt toe vanaf het balkon, voldaan – eerder schitterde Günschmann al in de rol van dit serpent – terwijl Herodes het hoofd heeft afgewend. Dan klinken zijn afsluitende woorden, het bevel om Salome te doden. En dan doet tot slot Pilavachi iets vreemds. Hij laat Salome een pistool pakken en Herodes neerschieten! Leuk bedacht, maar niet echt recht doend aan Strauss zijn intenties. Het is immers juist de bedoeling dat de machthebber niet naar zijn eigen rol hoeft te kijken, hij kan simpelweg volstaan met het uit de weg ruimen van het probleem. Dat hij daarmee de ellende alleen maar groter maakt, kan hij niet zien.

Bekijk hier een impressie van deze productie: