Adrián Demoč – Žiadba (CD Recensie)

In het tweede deel gewijd aan het Britse ensemble Apartment House besteden we aandacht aan de Slowaakse componist Adrián Demoč. Onder de titel ‘Žiadba’ bracht het label Another Timbre, dat veelvuldig samenwerkt met Apartment House, vijf stukken uit, die een mooie dwarsdoorsnede vormen van deze voor mij nog onbekende componist.

Demoč kun je gerust een Europeaan noemen. Hij komt weliswaar uit Slowakije maar woont momenteel in Spanje, en studeren deed hij in Tsjechië, Roemenië en Litouwen, onder andere bij Martin Smolka, Osvaldas Balakauskas, Doina Rotaru en František Emmert, componisten die naar eigen zeggen van invloed zijn op zijn werk. Zo is het oudste stuk op dit album, ‘Septett’, dat Demoč schreef in 2011, een soort van hommage aan Smolka, geschreven in opdracht van het Duitse Streichseptett Heiligenberg. In dit stuk horen we duidelijk hoe zeer Demoč in die jaren geïnteresseerd was in het begrip klank. Overduidelijk zet hij de zeven strijkers in om vrij homogene klankwolken te creëren die even onverwachts opkomen als dat ze weer uitdoven. Wat zeer zacht en ingetogen aanvangt, neemt verderop toe in kracht.

Adrián Demoč. Foto: Julian Veverica

‘Kvarteto’ en het titelstuk ‘Žiadba’ schreef Demoč tegelijkertijd in 2015. Over die periode zegt de componist tegen Simon Reynell: “After a few years of exploring dense microinterval clusters and rather static, slower processual textures in several compositions, I felt a need to look again at other elements: melody with more “naked intervals” (often “detuned” with the aid of natural harmonics), simpler chords, movement–structured composition, and even simple pulse or clearly defined rhythm and timbre.” Het maakt dat deze stukken heel anders klinken dan het hierboven genoemde ‘Septett’. Bijzonder is het ‘Kvarteto’ voor viool, cello, klarinet en piano en dan met name door de wijze waarop Demoč hier de klanken van deze vier instrumenten met elkaar verbindt. In het eerste deel leidt dit tot een duidelijk repetitieve melodie, terwijl het tweede deel veel meer een onderzoekend karakter heeft. Hier ontbreekt een echte melodie en zoekt de componist veel meer de stilte. Dat valt met name op in ‘Žiadba’ – hier in de versie voor solo viool, prachtig vertolkt door Mira Benjamin – dat eenzelfde opbouw heeft. Het fluisterzachte, breekbare tweede deel komt hier echter nog beter tot zijn recht dan in ‘Kvarteto’.

‘A Luca Marenzio’ en ‘Modré Kvety’,  beiden uit 2018 vormen eveneens een eenheid, samen met het voor orkest geschreven ‘Neha’. Demoč noemt het zijn Tsjechische trilogie, omdat alle drie de stukken daar in première gingen, maar ook omdat alle drie de stukken: “deal with simplified harmonic/melodic material, natural harmonics, one-movement monolithic composition and general softness.” Het relatief lange ‘A Luca Marenzio’ is daarbij een soort van hommage aan de Italiaanse Renaissance componist Luca Marenzio, befaamd door zijn madrigalen. Conform wat Demoč hierboven zelf stelt over de stukken klinkt hier een opvallend karige melodie. Hij wordt gespeeld door cello, trompet en piano, maar door de wijze waarop Demoč de klank van deze instrumenten homogeen laat samenvallen, heeft het ook wel iets van een orgel. ‘Modré Kvety’, met als bezetting cello, klarinet en piano’ is het meest verstilde stuk van het album. De klarinet en de cello gaan hier nagenoeg gelijk op, versterken elkaar in ragfijne lijnen, terwijl de piano zorgt voor zeer precieze accenten.

Het eerst deel van ‘Kvarteto’ en ‘Modré Kvety’ zijn te beluisteren via Bandcamp: