Pierre-Yves Macé – Rhapsodie Sur Fond Vert (CD Recensie)

Het bij Brocoli verschenen ‘Rhapsodie Sur Fond Vert’ is een mooi voorbeeld van de bijzonder grote mate van veelzijdigheid die de Franse componist Pierre-Yves Macé tentoonspreidt. De acht composities bevinden zich op het kruispunt van hedendaags gecomponeerde muziek, musique concrète en geluidskunst. Sinds Macé’s eerste album, dat aan het begin van dit millennium verscheen bij Tzadik, werkt deze in 1980 geboren componist gestaag aan een eigenzinnig oeuvre waar dit nieuwe album een voorlopig hoogtepunt van vormt.

in het relatief korte ‘Inharmonic Étude 1, waar het album mee begint, horen we klanken komen uit het binnenste van de piano, spaarzaam gedoseerd en spannend aangelengd met elektronica. Macé brengt ze samen tot een boeiend en zeer eigenzinnig klankcollage. In het titelstuk ‘Rhapsodie Sur Fond Vert’ heerst aansluitend een geheel andere sfeer. We horen veldopnames van Jeanne Robet, aangevuld met elektronische klanken en dan een voorzichtige melodie op cello, gespeeld door Maitane Sebastián. In het verdere verloop van dit stuk wisselt Macé dit cellospel af met die veldopnames, eerder opgenomen celloklanken, noise en wat al niet meer tot een boeiend geluidsdocument dat, ondanks al die tegenstrijdige elementen, een wonderlijke eenheid uitstraalt. Het is daarbij net alsof die cello commentaar levert op wat we allemaal horen, optreedt als verteller.

Dat verhalende karakter van zijn muziek is terug te voeren op het feit dat Macé zowel literatuur als muziek studeerde. In ‘Nénuphars’, een zeer ingetogen stuk is de altviool, bespeeld door Elsa Balas, die verteller. Een pulserende, kabbelende stroom vormt het hart van dit stuk. De altviool, duidelijk elektronisch bewerkt, cirkelt daar omheen, gaat de dialoog aan en voegt er regelmatig extra spanning aan toe. De link met literatuur is het sterkst in ‘Finsteren Zeiten (Ein Karussell)’. We horen hier Bertolt Brecht de titel noemen van zijn gedicht ‘An die Nachtgeborenen’, waarna ook hier een cello is te horen. Nu echter in een intieme frase, gespeeld door Nicolas Carpentier. Dan ook hier musique concrète, gevolgd door Brecht die zijn gedicht voorleest – de tekst in Engelse vertaling bijgeleverd – doorkruist met Carpentiers spel. Het is een indrukwekkend gedicht waarin het maatschappelijk bewustzijn van Brecht je als lezer weet te raken. Wat daarbij zeker helpt zijn de klanken die Macé hieraan toevoegt en die de overtuigingen van Brecht zonder meer recht doen. Met name de frase aan het einde van het tweede deel van Brechts gedicht is daarbij bijzonder. De onverwachte combinatie van de  destructief klinkende veldopnames en de kinderlijk vrolijke marsmelodie op de piccolo, Cédric Jullion, klinkt verrassend.  Op het afsluitende ‘Fins Terrae’ horen we Guénolé Keravec, die een expert blijkt te zijn op de trélombarde, een lid van de familie van de doedelzakken. En ook hier weet Marcé dit instrument, dat we kennen uit de volksmuziek traditie, een geheel nieuw elan mee te geven.

Beluister hier ‘Rhapsodie Sur Fond Vert’: