Diverse locaties, Utrecht – 8 september 2023
Gisteren klonken de overige composities van de vijf voor de Gaudeamus Award genomineerde componisten: Aya Yoshida, Zara Ali, Uri Kochavi, Saad Haddad en Artun Çekem. Zoals ieder jaar worden van elke componist drie stukken uitgevoerd, waaronder het stuk waarmee de componist is genomineerd. Aangezien woensdag en donderdag de stukken van Kochavi reeds klonken, reflecteer ik hier op de stukken van de andere vier componisten. En nu ik dus alles gehoord heb, overigens vrij vroeg in het festival, we hebben immers nog twee dagen te gaan, geef ik ook graag mijn keuze prijs, met de daarbij behorende redenen.
Voor het gemak houd ik bij het bespreken van de stukken de hierboven gehanteerde volgorde aan en begin deze reflectie dan ook met de twee overgebleven stukken van Yoshida, nadat ik gisteren stil stond bij het door Joe Puglia uitgevoerde ‘Drape’. Yoshida en Çekem kozen ervoor om in zee te gaan met Moving Strings, net als Ensemble Oerknal en hand werk zijn ook zij ensemble in residence tijdens dit festival. Een bijzonder gezelschap dat bestaat uit musici die ook actief zijn als performance kunstenaars. In ’11 Variations’ onderzoekt Yoshida met hen de relatie tussen componist en musicus. Met als hoogtepunt ‘Variation 10 – Puppet’ waarin ze zich als object door de musici in allerlei houdingen laat zetten. Die variaties bestaan dan ook duidelijk niet alleen uit muziek. Zo bestaat de eerste ‘Paper’ en de vijfde ‘Harmony 2’ uit bewegingstheater. Als we wel muziek horen, valt op hoe zorgvuldig Yoshida omgaat met het begrip klank en hoe zeer zij in staat is om, regelmatig opvallend lyrisch, de bijdrages van de diverse instrumenten met elkaar te verbinden. Een mooi voorbeeld is die samenwerking tussen baritonsax en contrabas in de zevende variatie: ‘Music’. Het is een kenmerk dat we ook terugvinden in het door Quatuor Bozzini uitgevoerde ‘Myriader af table minder’. Het stuk is gebaseerd op het verhaal van de sopraan Ly Tran die als zesjarig kind met haar ouders Vietnam ontvluchtte en uiteindelijk in Denemarken terecht kwam. Het stuk voor zang en strijkkwartet, waarin we Tran haar eigen verhaal horen vertolken, is gebasseerd op verhalen van familieleden want zelf herinnert ze zich niets van wat er heeft afgespeeld. Het is een vrij lang werk, wellicht zelfs iets te lang om de aandacht volledig vast te kunnen houden, waar echter wel het verhaal mooi tot leven komt. En ook hier valt het harmonieuze gehalte op, de samenhang tussen de vier strijkers, maar ook die tussen de strijkers en de stem.
Van Ali hadden we nog één stuk te goed, uitgevoerd door het IEMA Ensemble. Over de twee eerdere stukken betoonde ik mij niet echt enthousiast en zoals dat dan gaat: helemaal objectief vang je de luisterervaring dan niet aan. Al snel moest ik mijn verwachtingen echter bijstellen. Ali blies me, vanaf het eerste begin met dit stuk van de sokken, om het maar eens heel populair uit te drukken. Mooie abstracte, vrij duistere klankwolken, gevolgd door een aantrekkelijke ritmiek, neergezet door de blazers en de gongs. ‘Isolation Forest’ heet het stuk en dat blijkt de naam te zijn van een algoritme in AI. Een zin uit het begeleidende gedicht: “Humans, once rulers of land and sea, now prey in this forest of wires”. Verklanken de strijkers, opvallend lyrisch en weemoedig, die teloorgang? Die elektronisch voortgebrachte, koude klanknevels kunnen dan staan voor die techniek. Hoe dan ook, Ali weet mij te verrassen met dit veelzijdige, regelmatig opvallend heftige en sterk ritmische stuk, culminerend in veldgeluiden van vogels en insekten. Laten we dat vooral wel behouden, lijkt ze te zeggen.
Ook van Haddad klonk gisteren nog een stuk, zijn tweede strijkkwartet, vertolkt door Quatuor Bozzini. Net als in ziijn andere twee stukken die de afgelopen dagen klonken is ook dit stuk melodieus, al ligt dat minder aan de oppervlakte. Zeker in het eerste deel legt hij meer de nadruk op de harmonie, door op prachtige wijze de kanken van de vier strijkers met elkaar te vermengen in langgerekte lijnen. In het tweede deel horen we wat meer variatie en komen ook die Arabische wortels in zijn muziek tot uiting. Een veelzijdig componist die een duidelijk eigen pad gaat en vooral uitblinkt in het vertellen van muzikale verhalen.
Van Çekem hadden we nog twee stukken te goed. Te beginnen met ‘Merge Corp.’, uitgevoerd door Moving Strings. Een zeer bijzonder stuk en niet in de laatste plaats door de visuele component. Voor dit stuk liet Çekem, geïnteresseerd als hij is in science-fiction, inspireren door “a fictional entity that exists in a world where the fusion of multiple bodies and minds is possible”. En dus zitten de musici opeengepakt in een gigantisch gewaad, functionerend als één muzikaal lichaam. Spelen lijkt zo niet echt gemakkelijk, al blijken deze uitstekende musici er niet echt moeite mee te hebben. Indrukwekkende en spannende klanknevels, surrealistische zijpaden, maar ook een grote driversiteit aan klanken, inclusief duidelijk op de dance gebaseerde ritmes en avant-garde noise, kenmerken dit stuk. Ook het IEMA Ensemble voert een stuk van hem uit: ‘This Person Does Not Exist’. In dit geval de trompettist die een met een 3D printer vervaardigd instrument bespeelt, maar dat achter een scherm doet. Dat instrument bepaalt met zijn vreemde klanken, het heeft vaak nog het meest weg van grommen en dierlijk gehuil, in sterke mate het klankbeeld van deze boeiende compositie. Een fijn ontwrichtend en bijzonder boeiend stuk.
Het zal u wellicht wel al duidelijk zijn dat deze Artun Çekem wat mij betreft de Award mag winnen. Zijn muziek is eigentijds, confronterend en heeft ook nog eens een boodschap. Daarbij schuwt hij het visuele niet, maar waakt er wel voor dat dit ook echt iets toevoegt. Een keuze overigens die onverlet laat dat het niveau van de overige componisten ook zeker hoog is, de jury zal het de komende dagen nog lastig krijgen.