Leoš Janáček – Jenůfa (Concert Recensie)

Opera Antwerpen – 5 juni 2024

Het koor en het decor. Foto’s: Annemie Augustijs

Iedereen met nostalgisch romantische gevoelens naar het Nederland of België van vroeger, naar die verbeelding, zou de opera Jenůfa van Leoš Janáček moeten zien, afgelopen woensdag ging hij in de regie van Robert Carsen weer eens in première bij Opera Ballet Vlaanderen. Wat Janáček, in deze uit 1908 stammende opera, duidelijk laat zien is de keerzijde van dat ons kent ons gevoel, dat naboarschap waar BBB zo graag mee dweept. Fijn hoor, zich om elkaar bekommeren, maar dat geldt dus alleen voor diegenen die zich aan de al dan niet ongeschreven regels houden. Het geldt sowieso niet voor een ieder wiens wortels elders liggen, maar ook niet voor de lokalen die niet meewerken, er andere gedachten op na houden, niet in de pas lopen.

Bij Janáček is dat zijn hoofdpersonage, het meisje Jenůfa, dat ongewenst zwanger wordt van de lamzak Steva Buryia, prachtig neergezet door Ladislav Elgr. Dat kon natuurlijk niet, in die tijd, op het platteland van Moravië. Haar stiefmoeder, de kosteres doet dan ook alles om deze schande voor de buitenwereld verborgen te houden, inclusief de moord op het kind dat uiteindelijk geboren wordt. Ik zag de opera eerder, in 2018 in Amsterdam en verwijs voor het verdere verhaal graag naar dat verslag. Wat Janáček hier genadeloos aantoont, is dat die dorpscultuur waarin iedereen elkaar door en door kent veel meer nadelen dan voordelen heeft, nog versterkt door een verstikkende religie die met al het menselijke direct korte metten maakt. Willen we daar naar terug? Willen we terug naar een situatie waarin niemand meer zichzelf kan zijn, waarin je continu wordt bekeken en beoordeeld? Waarin je continu de maat wordt genomen? Iets dat overigens ook in het geheel niet meer past bij de ontwikkelingen die we hier de afgelopen decennia hebben meegemaakt. Religie speelt bij lange na niet meer de rol die het ooit had, we zijn sterk geïndividualiseerd en mondiger dan ooit. Zaken die op gespannen voet staan met dat zo veel geprezen verleden. Ik moet daarbij denken aan die prachtige kreet van De Tegenpartij, van Van Kooten en De Bie – die hun tijd overigens ver vooruit waren: “Samen voor ons eigen”. Een zin die die paradox perfect vangt.

Jenůfa (Agneta Eichenholz) en Steva (Ladislav Elgr)

Terug naar deze uitvoering van ‘Jenůfa’ die simpelweg niets te wensen over laat. De regie van Carsen is voorbeeldig. Slechts een podium gevuld met aarde en daarop een verzameling oude deuren die in een mum van tijd omgetoverd kunnen worden tot bedompte kamers, maar die evengoed door de koorleden als schilden worden ingezet om zich achter te verbergen. Het is kortom de symboliek van de deur die hier perfect past. Hij kan open, maar is veel vaker dicht en afgesloten. Wat er achter zit geschiedt in het verborgene. De cast is zonder meer grandioos. Agneta Eichenholz zet de hoofdpersoon prachtig neer in die mengeling van kwetsbaarheid, verdriet en wanhoop, maar ook van kracht en doorzettingsvermogen; Jamez McCorkle is subliem als Laca Klemen, de man die echt van Jenůfa houdt en haar uiteindelijk voor zich weet te winnen. Hij loopt letterlijk het vuur uit zijn sloffen en zingt alsof zijn leven ervan afhangt. En dan is er Natascha Petrinsky als de kosteres die steeds meer aan kracht wint. Ze pleegt een moord die niet te vergeven is en toch begrijp je het als toeschouwer ook wel weer, de krachten om haar heen zijn eenvoudig te groot. Maar bijzonder hoe zij die rol verbeeldt, die vrouw, met al haar innerlijke verscheurdheid en pijn.

Laca (Jame McCorkle)

Janáček schreef een aantal van de mooiste opera’s uit de vorige eeuw en ‘Jenůfa’ hoort daar zonder meer bij. Zijn muziek was, hoewel nog steeds tonaal, bijzonder vooruitstrevend. Zeker in die mix van klassiek en de volksmuziek uit wat later Tsjechië zou worden. Het drama schuwde hij geenszins, maar nergens wordt het kitsch, een grote verdienste. Alejo Pérez had met het Symfonisch Orkest Opera Ballet Vlaanderen de taak om die muzikale wereld goed over te brengen, hetgeen perfect gelukte. Twee hoogtepunten stip ik hier aan. Het einde van de tweede akte, als de kosteres aan Jenůfa en Laca vertelt dat het kind een natuurlijke dood gestorven is en ze een koude wind door het huis voelt trekken, een scène van pure horror en de scène aan het eind van de derde akte als aan het licht komt dat het kind vermoord is. Met name in die scène laat het orkest op overdonderende wijze van zich horen, ons perplex achterlatend.