Luciano Berio – Coro (Concert Recensie)

Maschinenhalle Zweckel, Gladbeck (Ruhrtriiiennale) – 31 augustus 2019

Foto’s: Christian Palm

Zowel Luciano Berio als de dirigent Lorin Maazel hebben uitgebreid stil gestaan bij de uitdaging die Berio’s ‘Coro’ biedt aan koor en orkest: het verkrijgen van de ideale balans en dan met name bij de stemmen. Een uitvoering in een grote hal verdient dan ook de voorkeur. Welnu, van dit alles is zeker sprake in deze duizelingwekkende uitvoering door Chorwerk Ruhr en de Duisburger Philharmoniker, beiden onder leiding van Florian Helgath. Het daverende, minutenlange applaus is dan ook volledig terecht.

40 vocalisten en 40 musici vraagt dit stuk, in duo’s zitten ze op het podium, waarbij Berio de klank van instrument en stem zo goed mogelijk probeerde te combineren. Een onalledaagse bezetting en het is te prijzen dat de Ruhrtriiiennale dit stuk, dat in 1976 in Donaueschingen in première ging, hier weer laat klinken. Op een prachtige locatie, want deze Maschinehalle Zweckel in Gladbeck, een kathedraal van de techniek, voldoet in alle opzichten aan de eisen. Maar het is vooral de haarscherpe uitvoering, hulde voor Helgath,musici en koorleden, die hier indruk maakt. En dat is in dit stuk een hele opgave. Om zijn boodschap kracht bij te zetten, want ook dit stuk is een sterk politiek geladen stuk, trekt Berio nogal eens alle registers open. De woorden “Venid a ver la sangre por las calles”, die Berio ontleende aan de dichter Pablo Neruda en die vertaald zo veel betekenen als “kom en zie het bloed op de straten”, vormen een rode draad in dit stuk. Ze worden gezongen door alle veertig koorleden en met het orkest op oorlogssterkte. En toch, ondanks het overdonderend effect dat Berio hier bereikt, blijft het allemaal even helder en transparant klinken. En het gaat er soms heftig aan toe. Berio was een meester in het verklanken van dramatische spanning middels grootse klankexplosies. 

Het past bij de oorsprong van het stuk dat Berio schreef tijdens wat we de jaren van lood zijn gaan noemen en waarin Italië geteisterd werd door gewelddadige extremistische groeperingen, met als dieptepunt de aanslag op het treinstation van Bologna in augustus 1980, waarbij 85 doden vielen. Maatschappelijk betrokken als Berio was, raakte hem dit diep. Een soortgelijke houding trof hij aan bij de Chileen Neruda, wiens land nog sterker te maken had met politiek geweld. Naast die hierboven geciteeerde regel, bestaat ‘Coro’ uit anonieme volksliederen van over de gehele wereld, omgezet in Duits, Engels, Frans en Italiaans. Die teksten worden altijd door solisten vertolkt. Hier vinden we ook vaak de opvallende combi’s van stemmen met instrumenten, zoals de alt in dialoog met de klarinet, of de bariton met de trombone. 

Berio gebruikte voor dit stuk niet alleen anonieme teksten uit de volksmuziek, hij gebruikte ook de muzikale taal. Niet door letterlijk te citeren, maar door het inzetten van een duidelijk door volksmuziek geïnspireerde klankwereld. Het uit zich in duidelijk ritmische, sterk stromende momenten, waarin we de muzikale taal van met name Zuid-Amerika herkennen, al horen we soms in het slagwerk ook duidelijk de invloed van de Afrikaanse muziek. En dan zijn er de vocalisten die zich van een groot aantal technieken bedienen. Buiten dat ze zingen, horen we ze praten, lachen, fluisteren en soms klinken ze bijna als het instrument van de musicus naast zich.

Voorafgaand aan ‘Coro’ klinkt de in 2005 teruggevonden ‘Missa sopra Ecco si beato giorno’ die Alessandro Striggio in 1565 schreef aan het hof van de Medici in Florence. Eveneens voor veertig vocalisten, opgesteld in vijf groepen van acht op diverse plaatsen in de grote hal en dertig solisten. Het is vooral het effect dat deze opstelling oplevert dat je na de uitvoering bij blijft. Met name doordat niet alle vijf de groepen continue zingen / spelen, ontstaat er een zeer divers klankbeeld. 

De polyfone muziek uit de Renaissance leent zich overigens uitstekend voor de combinatie met hedendaags. Dat bewees Chorwerk Ruhr in 2017 toen het ‘Officium Defunctorum’ van Tomás Luis de Victoria combineerde met de muziek van John Cage en Morton Feldman en dat bewijst het nu weer met deze combinatie van werken.