Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam – 11 januari 2020
Een nieuw decennium vraagt om een nieuw festival, direct aan het begin, zo moeten ze gedacht hebben bij Asko|Schönberg. Een festival gewijd aan de combinatie woord en muziek. Zo’n festival is er – en dat is eigenlijk best gek – nog niet. Voor deze eerste editie – en laten we hopen op een vervolg – koos het ensemble voor componist Morton Feldman en schrijver Samuel Beckett, naast een aantal nieuwe stukken van Nederlandse componisten.
Die combinatie Feldman – Beckett is goed gekozen. Want Feldman was één van de weinige componisten met wie Beckett heeft samengewerkt. Hoezeer hij ook van muziek hield, zijn teksten als basismateriaal leveren voor componisten deed hij niet. Een gegeven dat het des te meer bijzonder maakt dat juist van Beckett naderhand zoveel teksten op muziek zijn gezet! Dat het met Feldman wel lukte komt omdat die als geen ander begreep wat Beckett wilde. Toen hij hem in 1976 benaderde voor een tekst van wat later zijn opera ‘Neither’ zou worden zei hij op de vraag van Beckett of hij bestaand materiaal wilde gebruiken dat die teksten geen muziek nodig hadden. Het gedrag van Feldman en zijn uitspraken bevallen Beckett die aansluitend met tien regels tekst op de proppen komt, het libretto van ‘Neither’. Tien jaar later benadert Beckett Feldman met de vraag of die nieuwe muziek wil maken voor ‘Words and Music’, een stuk uit 1962. Dat had eerder John Beckett, Samuels neef gedaan, maar daar waren beiden niet echt tevreden over.
Met dit zeer bijzondere stuk opent het festival. Vrij snel wordt duidelijk waarom Beckett voor Feldman koos, maar ook hoeveel moeite het Feldman, die nooit teksten gebruikte in zijn muziek, gekost moet hebben om dit stuk te maken. Een echt verhaal heeft dit stuk, zoals gebruikelijk bij Beckett, niet. Words, ofwel Joe; Music, ofwel Bob en Croak, die door Joe wordt aangesproken met “My Lord”, voeren een absurdistische dialoog op over liefde, ouderdom, aftakeling en dood. Hier mooi vormgegeven door regisseur Romy Roelofsen. De muziek van Feldman past hier wonderlijk goed bij, als een op zichzelf staand kunstwerk dat op een dieper niveau raakt aan dat van Beckett, maar nergens direct de verbinding aangaat. In een interview met Everett C. Frost zei Feldman over die samenwerking met Beckett: “My music has arrived at a certain degree of abstraction that has a mood and is identifiable. But the mood has to do with instrumental images. Someone remembers this against this, this against that. Essentially I’m an orchestrator in a way that most people are not, But I understand what those images are in terms of the literary images. I know when he wants something whirling: I understand how to make it whirl, technically, you see…And he does the same thing. He says the same thing in many, many different ways.”
Een aanpak die ook geldt voor de andere stukken van Feldman die hier klinken: ‘Chorus and Instruments’, ‘Christian Wolff in Cambridge’en ‘For Stefan Wolpe’, waarbij de beide laatste stukken, fenomenaal worden uitgevoerd door Cappella Amsterdam. Maar ook hier gebruikt Feldman geen teksten. De stemmen zet hij in als instrument. In het korte ‘Christian Wolff in Cambridge’ solo en in het langere ‘For Stefan Wolpe’ samen met twee vibrafoons. En met name dat laatste stuk heeft die voor Feldman kenmerkende eigenschap: je wordt opgetild, meegenomen. Even ben je in een andere staat van bewustzijn, een andere staat van zijn.
Met dank aan het artikel van Jan Nieuwenhuis in het programmaboekje.